h

SP schriftelijk vragen

scroll naar beneden voor eerder vragen:
 

Maastricht, 22 januari 2025
Betreft: Schriftelijke vragen SP en PvdD - toegankelijkheid van (deelname) aan de Burgerbegroting.

Geacht college, zoals bekend, kan er tussen 20 en 27 januari 2025 weer digitaal gestemd worden op de projecten die zijn ingediend in het kader van de Burgerbegroting. De stemmen die online worden uitgebracht, wegen voor 40 procent mee in het totaal. Daarnaast vindt er op 1 februari 2025 een ‘slotevent’ plaats in Limmel, waar inwoners tussen 09:30 en 12:30 uur hun stem kunnen uitbrengen. Deze fysiek uitgebrachte stemmen wegen vervolgens voor 60 procent mee richting de einduitslag. Op 2 februari 2025 wordt vervolgens bekend gemaakt welke projecten er door zijn naar de uitvoering. De burgerbegroting in Maastricht is op papier een prachtig initiatief dat de nobele doelstelling heeft om inwoners actief te betrekken bij de besteding van een deel van het gemeentebudget. Het is bedoeld als een laagdrempelige manier om burgerparticipatie te bevorderen, creatieve ideeën uit de stad een kans te geven en de kracht van de gemeenschap te benutten.

Toch moeten we na ons te hebben verdiept in de procedures en het stappenplan eerlijk zijn: de praktijk laat zien dat dit ideaal met name door de hoogdrempelige uitwerking ervan wordt ondermijnd. Het proces blijkt ingewikkeld, met hoge drempels voor 'normale' burgers die graag willen bijdragen maar verdwalen in de wirwar van regels en procedures – zie alleen al de enorme complexiteit van het projectformulier waarmee inwoners hun project kunnen indienen. Bovendien is de stemprocedure complex en worden de projecten vaak ingediend door de al goed georganiseerde usual suspects – groepen, verenigingen, en organisaties die hun weg binnen het systeem al kennen en hun netwerk in de stad hebben opgebouwd.

Bovendien rijst bij sommige projecten de vraag of de Burgerbegroting wel het geëigende middel of de geëigende pot met geld is om aanspraak op te doen. Dit alles roept bij onze fracties vraag op of de Burgerbegroting in de huidige vorm daadwerkelijk iedereen in de stad bereikt, of dat het vooral kansen biedt aan de meest ervaren netwerkers die in staat zijn om een mooi vormgegeven en effectieve social mediacampagne op te zetten en mensen weten te mobiliseren om op 1 februari naar het ‘slotevent’ te gaan. Als we echt een inclusieve stad willen zijn, dan moeten we kritisch kijken naar hoe deze burgerbegroting functioneert.

Om deze redenen willen onze fracties uw college graag de volgende vragen voorleggen:

1. Hoe beoordeelt uw college de toegankelijkheid van de huidige aanvraagprocedure voor inwoners zonder ervaring met projectmanagement of formele procedures, met een taalachterstand, die niet zo digitaal vaardig zijn, of die laaggeletterd zijn?

2. Mocht uw college tot een kritische beoordeling komen bij vraag 1, welke concrete stappen gaat het college ondernemen om het aanvraagformulier en het proces in het vervolg toegankelijker te maken voor ‘gewone’ burgers die minder ervaring hebben met dergelijke procedures?

3. Is het college bereid om samen met ervaringsdeskundigen, zoals laaggeletterden of mensen met een beperking, de huidige aanvraagprocedure te toetsen op begrijpelijkheid en haalbaarheid?

4. Hoe waarborgt het college dat ook inwoners die geen gebruik kunnen maken van digitale middelen (zoals ouderen of mensen zonder internettoegang) toch volwaardig kunnen deelnemen aan zowel het indienings- als stemproces? Een risico dat bij projecten die zijn vormgegeven zoals de Burgerbegroting dat momenteel is altijd op de loer ligt, is het fenomeen elite capture. Deze term verwijst naar het proces waarbij individuen of groepen met een superieure sociale, politieke of economische status onevenredige controle uitoefenen over besluitvormingsprocessen en middelen, waardoor deze worden ingezet voor hun eigen voordeel en projecten, ten koste van die van anderen. Dit fenomeen kan, als er geen mediërende maatregelen ingebouwd worden, leiden tot een scheve verdeling van publieke goederen en diensten, waarbij bepaalde segmenten van de bevolking minder toegang hebben tot deze voorzieningen.

5. Wat doet de gemeente om ervoor te zorgen dat de Burgerbegroting geen exclusief instrument wordt voor reeds goed georganiseerde netwerken en verenigingen?

6. Kan het college garanderen dat het slotevent op 1 februari 2025 fysiek goed bereikbaar is, ook voor mensen met een beperking of zonder eigen vervoer?

7. Is het college bereid om voor de volgende edities van de Burgerbegroting extra maatregelen te treffen, zoals gratis vervoer of een bredere spreiding van fysieke stemlocaties, zodat zoveel mogelijk inwoners daadwerkelijk kunnen stemmen?

8. Hoe reflecteert het college op het feit dat de stem van mensen die – om welke reden dan ook, waaronder een beperking – niet fysiek aanwezig kunnen zijn bij het ‘slotevent’ niet of veel minder zwaar meeweegt bij de bepaling van welke projecten uitgevoerd zullen worden dan de stem van mensen die daartoe wél in staat zijn? En hoe verhoudt een en ander zich tot een eerlijke en inclusieve weging van de stemmen, die toch het uitgangspunt zou moeten zijn van een initiatief als dit?

9. Bent u bereid te onderzoeken welke aanvullende maatregelen nodig zijn om meer diverse groepen inwoners te betrekken bij de Burgerbegroting, zoals mensen met een beperking, laaggeletterden, en mensen zonder groot sociaal netwerk?

10. Welke lessen heeft het college tot nu toe getrokken uit eerdere edities van de Burgerbegroting, en hoe zijn deze lessen toegepast om inclusie te verbeteren?

11. Hoe waarborgt het college dat de Burgerbegroting gebruikt wordt voor projecten die daadwerkelijk aansluiten bij de doelstellingen van dit initiatief?

12. Overweegt het college aanvullende criteria in te voeren, zodat de Burgerbegroting minder vatbaar wordt voor projecten die beter passen bij andere financieringsstromen? Zo ja, aan welke criteria denkt uw college dan? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot het laagdrempelige, rechtvaardige en democratische karakter dat de Burgerbegroting zou moeten kenmerken?

Hoogachtend, Stephanie Blom Ria Strik  - Raadslid SP Raadslid PvdD

Maastricht, 20 januari 2025
(Aanvullende) schriftelijke vragen SP over het Integraal Huisvestingsplan Voortgezet Onderwijs (IHP VO) en binnensport.

Geacht college, zoals bekend, buigt de gemeenteraad zich in februari 2025 over het zogenoemde Integraal Huisvestingsplan Voortgezet Onderwijs (IHP VO) en binnensport. In het kader van de beeld- en besluitvorming rondom dit onderwerp, is er zowel onder verschillende betrokken partijen als in de (lokale) media de nodige onrust en onzekerheid ontstaan over (ten minste) twee onderdelen van dat integrale huisvestingsplan, te weten de verhuizing van het Sint Maartenscollege naar de locatie van het huidige Bonnefanten College in Maastricht-West, en de voorgenomen clustering van het gehele vmbo-onderwijs in Maastricht aan de uiterste oostrand van de stad in de wijk Scharn. Om de gemeenteraad en de rest van de stad in een zo goed mogelijke informatiepositie te brengen, zeker nu de beantwoording van vragen en het adresseren van de bestaande zorgen in de eerste domeinvergadering niet helemaal tot ‘wasdom’ gekomen zijn, heeft de fractie van de SP nog een aantal aanvullende vragen voor het college. Het moge voor zich spreken dat wij deze vragen graag ruim voorafgaand aan de besluitvorming van februari van dit jaar, en het liefst zo spoedig mogelijk, tegemoetzien.

Een groep vastberaden en goed-ingevoerde docenten van het Sint Maartenscollege is onlangs met haar eigen contrarapportage gekomen inzake de wenselijkheid van de verhuizing van deze school naar de huidige locatie van het Bonnefanten College. Een van de grieven die zij in dat rapport naar voren brengen en – onzes inziens – goed onderbouwen, is dat het IHP voornamelijk (zo niet volledig) gebaseerd is op ruimtelijke en technische wensen en eisen, maar dat er geen – of onvoldoende – aandacht is geweest voor onder andere de sociaalpedagogische gevolgen van een dergelijke operatie.

1. Hoe kan het college verantwoorden dat het IHP VO uitsluitend is beoordeeld op ruimtelijke en vastgoed technische haalbaarheid, terwijl er geen enkel onderzoek is gedaan naar de onderwijskundige, demografische of maatschappelijke levensvatbaarheid van het gehele plan in het algemeen, en de verhuizing van het Sint Maartenscollege in het bijzonder?

2. Of is een dergelijk onderzoek wel beschikbaar?

3. Zo nee, hoe is het mogelijk dat de kern van het plan – het bieden van toekomstbestendig onderwijs – volledig ondergeschikt is gemaakt aan bouwtechnische en ruimtelijke overwegingen?

4. Waarom wordt (wederom) van de raad verwacht een plan te steunen zonder deugdelijke en volledige onderbouwing en risicoanalyses, in dit geval die van de daadwerkelijke impact op de kwaliteit van het onderwijs in de stad? Ook ten aanzien van de noodzakelijke en te realiseren leerlingenaantallen op de gewenste nieuwe locatie van het Sint Maartenscollege is inmiddels het nodige te doen. Waar de geschiedenis en de ervaring laat zien dat een gezonde brede middelbare school minimaal 1200 leerlingen (pp. 10 en 62) nodig heeft om levensvatbaar te zijn, zien we dat op het Bonnefanten College op de huidige locatie dat dat aantal bij lange na niet gehaald wordt.

5. Op welke concrete en onafhankelijke analyses baseert het college zich bij haar stellingname dat de locatie Eenhoornsingel geschikt is voor het huisvesten van een mavo, havo en vwoschool? Hoe verklaart het college deze keuze, terwijl historische cijfers onweerlegbaar aantonen dat Maastricht-West structureel kampt met een daling van leerlingenaantallen?

6. Waarom baseert het college het volledige IHP op de leerling prognoses van slechts één partij – Pronexus – terwijl deze zonder onzekerheidsmarges, scenario-analyses en inzicht in de methodologische totstandkoming van die prognoses worden gepresenteerd, en bovendien niet stroken met eerdere prognoses van andere partijen en met de historische ontwikkeling?

7. Hebben LVO en het college andere locaties in Maastricht West dan de bestaande locatie aan de Eenhoornsingel overwogen voor de vestiging van een brede middelbare school, bijvoorbeeld een terrein dat dichter bij de Maas gelegen is dan het huidige Bonnefanten College? Zo ja, welke locaties waren dit en waarom zijn die afgevallen? Zo nee, waarom niet?

8. Mocht inderdaad blijken dat zich voor het Sint Maartenscollege op de nieuwe locatie in Maastricht-West (veel) minder dan de benodigde 1200 leerlingen aanmelden, wordt er dan overgegaan tot een plaatsingsbeleid van leerlingen vanuit geheel Maastricht, bijvoorbeeld doormiddel van loting of een postcodebeleid – tegen het principe van vrije schoolkeuze dat een belangrijk beginsel is in het Nederlandse onderwijssysteem én het advies van de Commissie ARVO (p. 109) in? Zo ja, waarom wordt dit niet opener en helderder naar de ouders, leerlingen en leraren van deze stad, en naar de gemeenteraad gecommuniceerd, aangezien dat loten of gebaseerd op postcode plaatsen grote gevolgen met zich meebrengt voor elke basisschoolleerling? Zo nee, hoe ziet het college dan voor zich dat dit benodigde aantal bewerkstelligd kan worden?

9. Hoe kan het college verantwoorden dat prognoses per locatie willekeurig worden gecombineerd, uitgewisseld of opgeteld, en waarom wordt van de gemeenteraad verwacht blind te vertrouwen op niet of nauwelijks onderbouwde cijfers die de financiële levensvatbaarheid van (vitale onderdelen van) dit plan rechtstreeks beïnvloeden?

10. Hoe kan het college van de gemeenteraad verwachten akkoord te gaan met een investering van meer dan 144 miljoen euro schoolgebouwen en 43 miljoen sportfaciliteiten- daarmee een majeur project - zonder een gedegen onderbouwing van de haalbaarheid en een uitgebreide risicoprofiel- c.q. analyse? 

11. Gezien de lange termijnplanning van het IHP, welke garanties kunnen er worden gegeven dat er voldoende flexibiliteit is ingebouwd in de plannen, mocht er in de toekomst sprake zijn van gewijzigde leerlingenaantallen of andere onvoorziene (demografische) omstandigheden, en is het college bereid die benodigde flexibiliteit ook te hanteren? Een antwoord dat verder reikt dan ‘wij kunnen niet in de toekomst kijken’, ‘wij hebben geen glazen bol’, en ‘dat gaat niet gebeuren’, zou in dezen ontzettend gewaardeerd worden. Ook is in de uitwisseling van gedachten over dit onderwerp ter sprake gekomen dat zowel LVO als het college in dezen geen serieuze poging ondernomen hebben om een draagvlak- en behoeftenonderzoek te doen onder de huidige en toekomstige scholieren waar we het hier uiteindelijk toch over hebben, noch dat er aan ouder-en-leerling-participatie gedaan is bij de totstandkoming van het plan.

Dit druist rechtstreeks tegen het advies van de Commissie ARVO (p. 9) in en vormt, wat onze fractie betreft, een zwakke plek in het besluitvormingsproces.

12. Waarom heeft het college geen serieuze poging ondernomen om draagvlak te creëren bij de belangrijkste betrokkenen, zoals ouders, leerlingen, personeel, docenten, medezeggenschapsraden, en buurtbewoners, zeker in het licht van de twee eerdere mislukte poging om tot een succesvol IHP te komen? Kunt u deze vraag beantwoorden voor de casus Maartenscollege, maar zeker ook voor de verontruste woonbuurt die zeer grote zorgen heeft geuit uit m.b.t. de nieuwe clustering van de vmbo-scholen in oost.

13. Het college stelt dat dit IHP VO, in lijn met het ARVO-advies, zorgt voor een ‘evenwichtige spreiding van middelbare scholen over de stad.’ Hoe kan het college deze claim onderbouwen, terwijl er ook na de uitvoering van het laatste IHP VO slechts één school in Maastricht-West blijft, waardoor de bestaande scheve verdeling van vo-scholen in de stad ongewijzigd blijft ten opzichte van de huidige situatie?

14. Kan het college nog eenmaal uitgebreid reflecteren op het al dan niet bestaan van een relatie tussen de voorgenomen verkoop van de gronden aan de Sint Maartenssingel ten behoeve van de ontwikkeling van een nieuwe rechtbank en de voorgenomen/gedwongen verhuizing van het Sint Maartenscollege van de huidige locatie naar de Eenhoorsingel?

Hoogachtend, Jack van Gelooven Stephanie Blom Fractievoorzitter SP Raadslid

Maastricht, 16 januari 2025
Schriftelijke vragen SP over de grondruil tussen de gemeente Maastricht en Maastricht  Beheer BV in het kader van de herontwikkeling van Belfort West.

Geacht college,

Onze fractie heeft reeds in november 2024 met grote belangstelling kennisgenomen van de berichtgeving over de geplande ontwikkeling in de wijk Belfort en de daaraan gekoppelde grondruil tussen de gemeente Maastricht en Maastricht Beheer BV. Deze ruiltransactie hield in dat Maastricht beheer BV twee relatief kleine perceeltjes van respectievelijk 625 m2 en 572 m2 (met daarop het oude SNS-filiaal en het oude Sint Jozefkerkje) mocht ruilen tegen maar liefst 3427 m2 bouwrijpe grond die in handen was van de gemeente. Deze transactie, waarbij grond met een ogenschijnlijk beperkte omvang en waarde geruild is tegen een veel groter stuk bouwrijpe grond, roept een aantal wezenlijke vragen op over het strategische grondbeleid van de gemeente en de rol van private partijen bij dergelijke transacties.

Uit het artikel blijkt dat Maastricht Beheer BV, een partij met wortels in Varsseveld, enkele jaren geleden specifiek geïnteresseerd is geraakt in twee relatief kleine percelen in Belfort. Het is opmerkelijk dat deze gronden, die jarenlang onbenut zijn gebleven en een deel daarvan ogenschijnlijk weinig ontwikkelingswaarde hadden, toch in beeld zijn gekomen bij deze private partij. Dit roept vragen op over de manier waarop deze gronden op de radar van Maastricht Beheer BV zijn verschenen en over de communicatie tussen de gemeente en de betrokken partij voorafgaand aan de transactie.

Daarnaast speelt de vraag of de gemeente, gezien het strategische belang van grondposities in stedelijke gebieden of gebieden die tot herontwikkeling dienen te worden gebracht, zelf eerder had kunnen of moeten anticiperen op de mogelijke ontwikkelingswaarde van deze percelen. Het ruilen van gronden zonder duidelijke transparantie over de waardebepalingen en het bredere strategische kader kan immers leiden tot vragen over de behartiging van het publieke belang. Een en ander is opnieuw actueel geworden nu door uw college aangekondigd is dat de geplande ontwikkelingen in Belfort later dit jaar van start gaan.

De SP hecht groot belang aan helderheid en verantwoording over de afwegingen die aan deze grondruil ten grondslag liggen. Om deze reden leggen wij graag de volgende vragen aan u voor:

  1. Hoe worden strategische grondaankopen in het algemeen bepaald en beoordeeld binnen het beleid van de gemeente, zeker in het licht van voorgenomen herontwikkelingen van delen van onze stad?
  1. Waarom heeft de gemeente Maastricht de betreffende gronden in Belfort die in eigendom waren van Maastricht Beheer BV niet eerder strategisch aangekocht, gezien hun ligging en potentieel voor de toekomstige ontwikkeling van het gebied?
  1. Heeft het college inzicht in de reden(en) waarom Maastricht Beheer BV juist deze gronden in Belfort enkele jaren geleden op het oog kreeg? Zo ja, zou de raad ten aanzien daarvan een uiteenzetting mogen ontvangen?
  1. Kan uw college de gemeenteraad, desnoods onder geheimhouding, inzicht verschaffen in de taxatierapporten ten aanzien van de betrokken gronden, waaruit zou blijken dat de twee kleine perceeltjes mét `bestaande bebouwing en het bouwrijpe perceel dat 2240 m2 groter is inderdaad allebei een waarde vertegenwoordigen van EUR 725.000,- en daarmee van gelijke waarde zijn, hetgeen deze een-op-een grondruil zou rechtvaardigen?
  1. Welke waarborgen zijn er sinds 2020 tot stand gebracht om te voorkomen dat strategisch waardevolle grondposities in de toekomst aan private partijen verloren gaan zonder een zorgvuldige afweging van het algemeen belang?

Hoogachtend,

Stephanie Blom
Raadslid SP

Maastricht, 15 januari 2024
Schriftelijke vragen creatief boekhouden door Maastrichtse school voor gehandicapte kinderen.
 

Geacht college,

Follow the Money en De Limburger hebben recent artikelen gepubliceerd over school de Tyltylschool Maasgouw. De vraag is of er gefraudeerd is met zorggelden voor onderwijs. Dit dossier loopt al langere tijd. Wij vinden het jammer dat onze gemeente niet actiever is geweest om uit te zoeken of deze constructie juridisch standhoudt en daarnaast zich niet uitspreekt of deze constructie wenselijk is. Daarentegen beroept de gemeente zich op het feit dat het ministerie van OCW deze manier van bekostiging goedkeurt. Dat staat echter los van de vraag of het juridisch standhoudt en of het wenselijk is.

Deze situatie was überhaupt niet tot stand gekomen als de Wet Passend Onderwijs van 2014 niet een andere financieringssystematiek met zich met bracht, die een verevening van de verdeling van ondersteuningsbudget betekende. Voor de invoering van passend onderwijs, werd het ondersteuningsbudget voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben, ongelijk verdeeld over het land. Nu wordt het naar verhouding verdeeld, op basis van het totaalaantal leerlingen. Er wordt dus niet gekeken naar of een regio meer kinderen heeft die extra ondersteuning nodig hebben, zoals in Limburg het geval. Onder het mom van inclusiviteit hoopt men zo minder kinderen in het speciaal onderwijs te krijgen. Een doelstelling die overigens niet gehaald is.

Het CDA is van mening dat de gemeente hier een actieve rol in moet nemen en niet als een mak schaap het ministerie moet volgen. Daarnaast vinden wij het niet wenselijk dat ouders van gehandicapte kinderen nu op de tijden buiten school in de problemen komen met het bieden van zorg omdat het PGB-budget voor een groot deel naar school moet gaan. Wij hebben hierbij de volgende vragen:

  1. Welke acties heeft de gemeente zelf gedaan in dit dossier? Heeft u juridisch laten uitzoeken of deze constructie standhoudt? Zo ja, wat komt daaruit? Zo nee, gaat u dit juridisch uitzoeken?  
  2. Hoe kijkt u aan tegen de twijfels die ook op het ministerie leven of dit juridisch standhoudt? Uit een Woo-verzoek blijkt dat juristen op het OCW zelf betwijfelen of dit juridisch kan. Is blind meevaren op het ministerie met die wetenschap dan wijs?
  3. Vindt u deze constructie wenselijk gezien ouders in de problemen komen en deze constructie eenzijdig is opgelegd?
  4. Tijdens de verandering van de financieringssystematiek in 2014 is niet aangegeven dat dit was omdat onderwijs voor zorg betaalde. Dit is nu wel wat de school en Adelante beargumenteren. Alsof dit voor 2014 een probleem was. Kunt u aangeven uit welke stukken wij dit moeten opmaken? Is er een memorie van toelichting waaruit blijkt dat dit een doelstelling was van de Wet Passend Onderwijs? Speciaal onderwijs houdt toch altijd een component zorg in gezien het om gehandicapte kinderen gaat?
  1. De inzet van zorgbudget voor school wordt inmiddels door de betreffende school gesteld als voorwaarde. In welke wet staat dat? Welke juridische grondslag is hiervoor?
  1. Als ouders weigeren zorgbudget in te zetten voor klassenassistenten op school, wordt het kind dan school geweigerd? Wat kan een leerplichtambtenaar dan doen? In navolging op vraag 5: heeft de gemeente een goed beeld van het aantal thuiszittende kinderen? Wij vernemen dat dit aantal toeneemt en niet in beeld is.
  2. De gemeente betaalt nu in feite voor de klasse-assistenten (zie toelichting begroting school). Geld vanuit de jeugdwet en WLZ gaat via de Stichting Adelante Zorg naar school. Terwijl voor deze activiteit al eerder onderwijsbudget is toegekend. Dubbel declareren dus. Hoe kijkt de gemeente hiertegen aan? In welke verordeningen staat opgenomen dat we deze gelden zo mogen gebruiken?
  3. Wij willen u attenderen op de onderschrijdingsregeling in de onderwijswetgeving, zoals bijvoorbeeld artikel 142 Wet primair pnderwijs. De regeling is in het leven geroepen om bevoordeling van openbaar onderwijs ten opzichte van bijzonder onderwijs te voorkomen. Bij overschrijding van de budgetten (extra geld) was er het recht van besturen bijzonder onderwijs gelijkstelling te eisen. In feite gebeurt dat nu andersom, bevooroordeling van bijzonder/speciaal onderwijs. Bevooroordeling van Adelante en school met budgetten van zorg. Net zoals bij onderwijshuisvesting en leerlingenvervoer dient een en ander, als het al wenselijk is, in een verordening opgenomen te zijn. In dat geval kunnen ook de belangen van de ouders worden meegewogen en kan er getoetst worden of het de constructie in strijd is met de doelstelling. De wet op de jeugdzorg is gericht op ondersteuning in de thuissituatie. Hoe kijkt de gemeente hier tegenaan? Kunt u wat betreft de overschrijdingsregeling dit juridisch laten toetsen? Waarom staat deze constructie in geen enkele verordening opgenomen? Is dit juridisch houdbaar?
  4. Specifiek wat betreft de doelgroepenfinanciering: deze subsidie wordt door school aangevraagd op basis van individuele beschikkingen JW. Mogen deze collectief worden ingezet, want dat is wel wat er gebeurt (zie wederom toelichting begroting)? Hoe is de rol van de ouders, als wettelijke vertegenwoordigers in deze constructie gewaarborgd?

Hoogachtend,
Gabriëlle Heine                 Stephanie Blom 
CDA Maastricht                SP Maastricht                

Maastricht, 14 januari 2025
Schriftelijke vragen SP inzake het niet-voldoen aan de informatieplicht ex. artikel 169 lid 3 Gemeentewet inzake de casus-Palace/Wyck.   

Geacht college,

Tijdens de begrotingsvergadering van 12 november 2024 stelde wethouder Bastiaens dat het eenzijdig inroepen van de ontbindende voorwaarden uit de overeenkomst met de ontwikkelaar van het project Palace/Wyck zou kunnen leiden tot een schadeverhaal op de gemeente. Naar aanleiding van deze uitspraak heeft de fractie van de SP reeds op 22 november 2024 middels een technische vraag verzocht om een raming van de (hoogte van) de mogelijke planschade en een juridisch advies over de waarschijnlijkheid van een succesvol schadeverhaal. Dit zodat wij als raadsleden een goedgeïnformeerde afweging kunnen maken over de wenselijkheid van een eventuele ontbinding van de overeenkomst die moet leiden tot de ontwikkeling van wederom een luxehotel op een van de mooiste en duurste gronden van Maastricht.

In de beantwoording van deze vraag d.d. 10 januari 2025 stelt het college dat de complexiteit van de kwestie en de hypothetische aard van de situatie een dergelijke analyse niet zouden rechtvaardigen. Daarbij wordt aangegeven dat de gemeente noch de ontwikkelaar voornemens is om de ontbindende voorwaarden in te roepen, waardoor er geen noodzaak tot het (doen) opstellen van een overzicht en een juridisch advies zou bestaan. De SP ziet dat echter diametraal anders, daar in artikel 125 lid 1 van de Grondwet is bepaald dat de gemeenteraad aan het hoofd van de gemeente staat, en daarmee het hoogste bestuursorgaan is. Uiteindelijk is het dan ook de gemeenteraad die bepaalt of de ontwikkeling van het Marriott-hotel doorgang zal vinden. Om die reden zal onze fractie bij de raadsvergadering van 28 januari a.s. dan ook een motie vreemd aan de orde van de dag indienen die het college opdraagt de ontbindende voorwaarden uit de overeenkomst in te roepen, en samen met de inwoners van onze stad en de gemeenteraad op zoek te gaan naar een andere bestemming voor deze gemeentelijke gronden.

Graag wil de SP opnieuw voor het voetlicht brengen dat raadsleden op grond van artikel 33 lid 1 Gemeentewet recht hebben op ambtelijke ondersteuning om hun controlerende en kaderstellende taken naar behoren uit te kunnen voeren. Dit eigenstandig recht op ambtelijke ondersteuning is nader uitgewerkt in onze eigen Verordening organisatie griffie en ondersteuning raad gemeente Maastricht uit 2021. Bovendien is in artikel 169 lid 3 Gemeentewet bepaald dat het college de raad ‘mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen[geven], tenzij het verstrekken daarvan in strijd is met het algemeen belang.’ Het (niet-)handelen van het college in de onderhavige kwestie is wat onze fractie betreft dan ook opnieuw een flagrante schending van de grondwettelijke bevoegdheden en rechten van raadsleden, waarvan we er in de huidige collegeperiode al de nodige gezien hebben.

Deze gang van zaken heeft bij onze fractie dan ook de volgende vragen opgeroepen, en we verzoeken uw college met klem om deze ruim voorafgaand aan de raadsvergadering van 28 januari a.s. te beantwoorden.

  1. Kan het college de raad schetsen waarom het ‘antwoord’ (of eigenlijk: het gebrek daaraan) op het informatieverzoek van de SP ruim anderhalve maand op zich heeft laten wachten, zeker met het oog op de magere inhoud van dat antwoord?
  1. Mag de gemeenteraad alle eerdere conceptversies van de beantwoording van deze technische vraag ontvangen, met daarbij alle door betrokkenen voorgestelde wijzigingen en aanpassingen? Zo ja, wanneer mogen wij die stukken tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?

Op grond van de artikelen 24 en 25 van de Verordening organisatie griffie en ondersteuning raad gemeente Maastricht 2021 verleent een ambtenaar de door raadsleden gevraagde ambtelijke ondersteuning tenzij:

  1. Het raadslid niet aannemelijk heeft gemaakt dat de ondersteuning betrekking heeft op zijn werkzaamheden als raadslid;
  2. dit het belang van de gemeente kan schaden;
  3. dit gezien de omvang van het verzoek een onevenredig zware belasting voor de ambtenaar dan wel de organisatie met zich mee brengt;
  4. hierdoor de loyaliteit van een ambtenaar aan het college op onaanvaardbare wijze in het gedrang wordt gebracht.
  1. Op welke van deze limitatief opgesomde formele gronden baseert het college zich precies ten aanzien van de weigering om ambtelijke ondersteuning te bieden conform artikel 33 lid 1 Gemeentewet en de Verordening organisatie griffie en ondersteuning raad gemeente Maastricht 2021? Mocht geen van de genoemde gronden zich voordoen, op welke niet-formele grond baseert het college zich dan en hoe verhoudt zich dat tot hetgeen bepaald is in de Gemeentewet en de genoemde Verordening?
  1. Is het college met onze fractie van mening dat het ontbinden van de overeenkomst in de casus-Palace/Wyck geen hypothetische situatie betreft, daar een motie die het college daartoe opdraagt al een aantal maanden boven de gemeenteraad hangt, maar het indienen daarvan steeds uitgesteld is door het uitblijven van antwoorden of het uit-de-hoge-hoed-toveren van nieuwe argumenten, zonder dat die argumenten vervolgens voldoende onderbouwd worden? Zo ja, waarom is uw college dan niet tot het (doen) opstellen van de gevraagde informatie overgegaan? Zo nee, waarom niet?
  1. Is uw college in dat licht alsnog bereid om aan de technische vraag van de SP tegemoet te komen, ruim voorafgaand aan de raadsvergadering van 28 januari a.s.? Zo ja, wanneer mogen wij die beantwoording tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?

Wij zien een spoedige beantwoording van onze vragen met smart tegemoet.

Hoogachtend,

Stephanie Blom
Raadslid SP

 

Maastricht, 14 januari 2025
Schriftelijke vragen SP, PvdD, M:OED, GroenLinks en Volt over de inzet van politiemacht bij de demonstratie van de actiegroep Stop A2 verbreding bij Rijkswaterstaat d.d. 10 januari 2025.   

Geacht college,

Op 10 januari jl. vond bij het gebouw van Rijkswaterstaat aan de Avenue Ceramique in Maastricht een demonstratie van de actiegroep Stop A2 verbreding plaats. Deze actiegroep, die bestaat uit tientallen activisten, lokale bewoners en verschillende milieugroepen uit Limburg, verzet zich tegen de verbreding van de snelweg A2 tussen de knooppunten Kerensheiden en Het Vonderen in het algemeen, en in het bijzonder tegen de kap van het oude bos langs de A2 en het gebruik van het schadelijke bouwmateriaal Beaumix, dat zware metalen bevat die een ernstige bedreiging vormen voor het grondwater, het milieu en de volksgezondheid.

Om hun gerede zorgen kenbaar te maken en een krachtig signaal af te geven, besloot een groep van circa 16 demonstranten in de middag van vrijdag 10 januari de centrale hal van het gebouw van Rijkswaterstaat, de opdrachtgever van het bestreden project, op vreedzame en ludieke wijze te bezetten. Onze fracties hebben signalen bereikt dat er ten aanzien van deze actie door de lokale driehoek besloten is om een politiemacht van circa 30 agenten op de been te brengen; dubbel zoveel als het aantal aanwezige demonstranten. Bovendien wilden de aanwezige agenten aanvankelijk wat al te enthousiast en op fysieke wijze aan de slag met het verwijderen van de eerste activisten. Uiteindelijk zijn zeven demonstranten gearresteerd, in kleine en benauwde arrestantenbusjes vastgehouden, en even later weer heengezonden. 

Een en ander heeft bij onze fracties dan ook een aantal prangende vragen opgeroepen, die niet alleen aan deze actie raken, maar ook aan de waarborging van het demonstratierecht in algemene zin. Deze vragen leggen wij in het navolgende graag aan u voor:

  1. Mag de gemeenteraad een feitenrelaas ontvangen over de besluitvorming binnen de lokale driehoek tussen burgemeester, politie en het openbaar ministerie omtrent de inzet van deze grote politiemacht ten aanzien van een kleine groep demonstranten? Welke specifieke risico-inschattingen of dreigingen lagen ten grondslag aan de bepaling van de omvang van de politie-inzet?
  2. Welke instructies zijn aan de politie gegeven omtrent de bejegening en behandeling van deze vreedzame demonstranten?
  3. Verdenking van welk delict/van welke delicten lag ten grondslag aan de arrestatie van een deel van de demonstranten? Hoe beoordeelt uw college de proportionaliteit van deze inzet in verhouding tot de omvang en aard van de demonstratie?
  4. Is uw college het met onze fracties eens dat het op de been brengen van een politiemacht van een dergelijke omvang, zeker ten opzichte van de geringe omvang van de groep demonstranten, bijdraagt aan een negatieve en schadelijke framing van vreedzame en redelijke actiegroepen als Extinction Rebellion en Stop A2 verbreding? Zo ja, waarom wordt daar toch voor gekozen? Zo nee, waarom niet?
  5. Deelt het college de mening van onze fracties dat het op de been brengen van een politiemacht van een dergelijke omvang naar aanleiding van een kleinschalige en vreedzame demonstratie een zogenoemd chilling effect kan hebben, dat demonstranten er in de toekomst van zou kunnen weerhouden om hun demonstratierecht uit te oefenen? Zo ja, hoe is uw college voornemens om een en ander in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?

We zien de beantwoording van deze vragen graag binnen de daarvoor geldende termijn tegemoet.

Hoogachtend,

Stephanie Blom   Ria Strik   Martin van Rooij   Anne Lucas  Jules Ortjens
SP                       PvdD       M:OED                GroenLinks    Volt

Maastricht, 8 januari 2025
Schriftelijke vragen SP - Hoogte vergoedingen door Jeugdfonds Sport & Cultuur

Geacht college,

Recentelijk hebben we vernomen dat de vergoedingen die via het Jeugdfonds Sport & Cultuur door de gemeente Maastricht worden toegekend aan kinderen die willen sporten momenteel ruim onvoldoende zijn. Dit komt doordat deze vergoedingen al jaren niet werden geïndexeerd en bijgesteld. In een periode van inflatie en stijgende kosten zijn de vergoedingen dus anno 2024 absoluut niet meer kostendekkend. Dat daardoor veel ouders hun kinderen het sporten moeten ontzeggen, dat contraproductief werkt en niet in lijn is met de ambities van het college op dit terrein. 

In het antwoord op de schriftelijke vragen van het CDA d.d. 27 september 2022, en in het coalitieakkoord 2022-2026, geeft het college aan dat het haar ambitie is dat elk kind in Maastricht toegang heeft tot sport en cultuur. Deze ambitie onderschrijven wij als SP-fractie uiteraard van harte maar over hoe dit in de praktijk uitpakt voor gezinnen die leven rond en onder de armoedegrens resteert ons een aantal vragen.

  1. Kan het college een overzicht geven van wat in Maastricht de maximale vergoeding is die per sportend kind kan worden uitgekeerd door het Jeugdfonds Sport & Cultuur?
  2. Kan het college toelichten of het klopt dat deze vergoeding de afgelopen jaren niet met de stijgende kosten en inflatie is geïndexeerd?
  3. Kan het college aan de hand van een aantal actuele voorbeelden toelichten of deze maximale vergoeding nog voldoende is voor vergoeden van het reguliere lidmaatschapsgeld voor een sportvereniging plus een basisuitrusting voor de meeste gebruikelijke sporten? Bedrag vergoeding afgezet tegen gebruikelijke contributies.
  4. Kan het college bevestigen dat zwemles op dit moment als een reguliere sport gerekend wordt en hier geen apart bedrag voor uitgekeerd wordt, bovenop een eventuele vergoeding voor een andere sportactiviteit?
    1. Zo ja, kan het college bevestigen dat het volgende scenario zich kan voordoen: een kind dat op een leeftijd van vijfeneenhalfjaar begint met voetbaltraining noodgedwongen een jaar lang moet stoppen met voetbal als hij op de leeftijd van zeseneenhalf aan zwemles kan beginnen, omdat de gemeente Maastricht maar een van deze twee sporten tegelijkertijd vergoedt?
    2. Zo ja, deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat het bovenstaande scenario uiterst onwenselijk is en tegen de coalitie-ambities indruist?
  5. Is het college bereid te onderzoeken of zwemlessen apart vergoed kunnen worden via het Jeugdfonds Sport & Cultuur, aangezien het hier wat onze fractie betreft om een basisvaardigheid gaat die iedere kind los van andere sporten zou moeten leren beheersen zodat scenario´s als hierboven genoemd zich niet meer voor hoeven te doen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer mag de gemeenteraad de plannen daartoe tegemoetzien?

De SP onderschrijft de uit het coalitieakkoord 2022-2026 blijkende ambitie van het college dat “elk kind” toegang moet hebben tot “boeken (incl. stimuleren van bibliotheek op school), en sport en cultuur.” De SP denkt echter dat deze ambitie niet ten volle gerealiseerd kan worden zolang de vergoedingen niet effectief verhoogd worden en het volgen van zwemlessen het beoefenen van andere sporten uitsluit. Kinderen uit gezinnen die leven onder en rond de armoedegrens kunnen zo niet volwaardig deelnemen aan het sportieve en gezonde leven (denk hierbij aan preventie, GALA en positieve gezondheid etc. waar we de mond van vol hebben).

  1. Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat de huidige situatie en de eerder geschetste gevolgen daarvan niet in lijn zijn met de ambities zoals gesteld in het coalitieakkoord? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom is daar tot op heden nog niets aan gedaan?
  1. Is het college bereid met het Jeugdfonds Sport & Cultuur in gesprek te treden om samen te kijken wat zij aan extra middelen nodig hebben om sport echt voor elk kind toegankelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen alle betrokkenen dat overleg tegemoetzien?

Hoogachtend,

Sem Bonte                          Jack van Gelooven 
Burgerlid SP                       Fractievoorzitter SP

Maastricht, 6 januari 2025 
Schriftelijke vragen SP inzake de mogelijke concentratie van voedselbanken in Maastricht

Geacht college,

Vanuit de stad bereiken ons signalen over mogelijke veranderingen met betrekking tot de voedselbanken in Zuid-Limburg en andere initiatieven die actief zijn op dit terrein in Maastricht. Zo vernamen wij via de website van ‘De Gouwe’ dat er wordt gewerkt aan het opzetten van één centrale voedselbank voor Maastricht, gevestigd op één locatie en ingericht volgens het zogenaamde supermarktmodel. ‘De Gouwe’ geeft aan dat zij rond 15 januari een besluit wil nemen over de voortzetting van haar activiteiten in 2025, afhankelijk van de ontwikkelingen. Momenteel is haar dienstverlening stilgelegd. Over de status van andere partijen in de stad hebben wij op dit moment geen duidelijkheid.

Een dergelijke concentratie van (vrijwillige) voedselhulp zou een ingrijpende verandering betekenen voor vele betrokkenen. Wij horen dat er onder vrijwilligers en cliënten in de wijken veel onrust en onzekerheid heerst, mede door een gebrek aan inspraak en informatie over de voorgenomen plannen.

De SP acht het van belang dat de raad nauw betrokken wordt bij een verandering van deze omvang. Daarnaast vragen wij ons af of deze ontwikkeling strookt met het streven van uw college om op meerdere terreinen buurtgericht te werken. Wij willen daarom de volgende vragen aan u voorleggen:

  1. Kan de wethouder een overzicht geven van de voorgenomen ontwikkelingen rondom voedselbanken in Maastricht? Is er een projectplan of tijdspad opgesteld? Zo ja, mag de gemeenteraad dat van u ontvangen?
  2. Zijn er al concrete plannen uitgewerkt? Zo ja, kunnen wij deze inzien?
  3. Welke organisaties zijn betrokken bij deze ontwikkelingen?
  4. Waarom is er gekozen voor de centralisatie van voedselbanken in Maastricht?
  5. Wie neemt de leiding in dit proces? Wat wordt de formele structuur van de nieuwe voedselbank?
  6. Welke rol speelt de gemeente bij deze veranderingen?
  7. Wat is de beoogde locatie en werkwijze van de nieuwe organisatie?
  8. Wat zijn de voordelen van deze transitie volgens het College?
  9. Zijn er ook mogelijke nadelen? Indien ja, welke, en hoe worden deze aangepakt?
  10. Wordt de hulpverlening aan kwetsbare inwoners door deze veranderingen niet in gevaar gebracht?

Hoogachtend,

Jack van Gelooven
Fractievoorzitter SP

Maastricht, 2 januari 2025 
Schriftelijke vragen SP inzake het uitstel van de introductie van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor de Wmo naar 1 januari 2027.

Geacht college, Op 23 december 2024 verscheen op de website van Binnenlands Bestuur een artikel onder de titel ‘Inkomensafhankelijke eigen bijdrage Wmo per 2027’. In dat artikel wordt beschreven dat de invoering van de inkomensafhankelijke eigen bijdrage voor de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) met twee jaar wordt uitgesteld. Dit uitstel heeft mogelijk grote gevolgen voor de wachtlijsten voor huishoudelijke hulp in gemeenten, waaronder Maastricht. Zoals u weet, heeft Maastricht momenteel een aanzienlijke wachtlijst voor huishoudelijke hulp via de Wmo.
 
De verwachting was dat deze wachtlijst deels zou worden teruggedrongen door de invoering van de inkomensafhankelijke bijdrage per 1 januari 2025, aangezien inwoners met een hoger inkomen daardoor mogelijk minder aanspraak zouden maken op Wmo-voorzieningen, en zelf voor hun eigen ‘poets’ zouden gaan zorgen. Het uitstel tot 2027 kan daarmee een directe impact hebben op de toegang tot zorg voor onze inwoners en de werkdruk op het personeel dat deze hulp biedt. Gezien de urgentie en de grote gevolgen voor een groot deel van onze inwoners, heeft de SP-fractie de volgende vragen voor het college.
 
1. Kan het college een actuele stand van zaken geven ten aanzien van de omvang van de wachtlijst voor huishoudelijke hulp in Maastricht?
 
2. Heeft het college een inschatting gemaakt van de impact van het uitstel van de inkomensafhankelijke bijdrage op deze wachtlijsten? Zo ja, kunt u deze analyse met de raad delen? Zo nee, zou het college deze alsnog kunnen (doen) opstellen en zo spoedig mogelijk aan de raad kunnen toezenden?
 
3. Welke concrete maatregelen neemt het college om de wachtlijsten voor huishoudelijke hulp terug te dringen, nu de invoering van de inkomensafhankelijke bijdrage is uitgesteld? Blijkens het overzicht van de Tarieven en bedragen per 1 januari 2024 die in februari 2024 in het gemeenteblad van Maastricht gepubliceerd zijn, hanteerde de gemeente Maastricht in 2024 een tarief van EUR 19,18 per uur voor zowel de informele als de formele huishoudelijke hulp.
 
4. Op welke wijze, of aan de hand van welke rekentool, is het college tot het voornoemde tarief gekomen?
 
5. Hoe verhoudt dit tarief zich tot de tarieven die in gemeenten van een vergelijkbare omvang met een vergelijkbare zorgvraag gehanteerd worden, en met het landelijk gemiddelde tarief?
 
6. Mocht er bij de bepaling van de tarieven ‘gebenchmarkt’ zijn, mag de raad een overzicht ontvangen van de gemeenten en de tarieven die zij hanteren in vergelijking waarmee het tarief voor de gemeente Maastricht bepaald is?
 
7. Overweegt het college aanvullende financiële middelen vrij te maken om de wachtlijsten met spoed te verkorten, zeker nu de gemeente Maastricht jaar na jaar miljoenen aan gemeenschapsgeld overhoudt op de gemeentelijke balans? Zo ja, welke opties worden overwogen? Zo nee, waarom niet?
 
8. Hoe waarborgt het college dat huishoudelijke hulp via de Wmo op de lange termijn toegankelijk blijft voor onze sterk vergrijzende bevolking, ongeacht toekomstige wijzigingen in de bijdrage-systematiek?
 
9. Welke mogelijkheden ziet het college om, in afwachting van landelijke veranderingen, lokaal beleid te ontwikkelen dat de toegankelijkheid en betaalbaarheid van huishoudelijke hulp bevordert? De fractie van de SP ziet uw beantwoording graag binnen de daarvoor geldende termijn tegemoet.
 
Hoogachtend, Stephanie Blom Raadslid SP
 

Maastricht, 19 december 2024
Schriftelijke vragen SP over het rapport Bouwen op wonen. Solidariteit in Nederland op het gebied van wonen. 

Geachte college, Op 18 december 2024 publiceerde het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP) het rapport Bouwen op wonen. Solidariteit in Nederland op het gebied van wonen. In dat rapport komt het SCP tot een aantal stevige conclusies en aanbevelingen ten aanzien van de Nederlandse woning“markt”, waarop het voor veel mensen (te) moeilijk is om passende en betaalbare woonruimte te vinden. En, zoals reeds bekend, heeft dat grote gevolgen voor zowel Nederland als voor Maastricht; voor zowel individuele burgers ‘wier leven on hold staat’ (p. 5) als voor de samenleving als geheel. In het rapport wordt geconcludeerd dat Nederland kampt met een tekort aan passende en betaalbare woningen, wat leidt tot grote sociale ongelijkheden. Jongvolwassenen en particuliere huurders zijn met name de dupe van deze situatie. De belangen van reeds gevestigde bewoners (insiders) zijn beter gewaarborgd dan die van nieuwkomers (outsiders), wat resulteert in een toenemende kloof tussen deze groepen (pp. 18 – 19).
 
In het rapport wordt ook de rol van solidariteit op de woningmarkt onderzocht. Daaruit blijkt dat burgers zich niet altijd solidair met anderen tonen. Vaak wordt de schuld voor de problemen bij 'het systeem' gelegd, wat hun gevoel van onmacht versterkt. In focusgroepen gaven deelnemers aan dat solidariteit moet 'verdiend' worden, vooral bij situaties waarin persoonlijke belangen op het spel staan (p. 22). Een andere belangrijke bevinding uit het rapport is dat directe solidariteit vooral voorkomt in de context van familie. Ouders steunen hun volwassen kinderen financieel en emotioneel, maar deze steun is niet voor iedereen beschikbaar, wat leidt tot ongelijkheden tussen generaties en tussen verschillende sociaaleconomische groepen (p. 24). De bestudering van het rapport, heeft bij de fractie van de SP tot de volgende vragen geleid.
 
1. Hoe gaat het college om met de ongelijkheid tussen sociale en particuliere huurders in Maastricht, zoals benoemd in het rapport? Welke concrete maatregelen worden genomen om met name de positie van particuliere huurders te versterken, en hoe effectief zijn die maatregelen volgens uw college tot op heden?
 
2. Het rapport wijst op de stijgende huurprijzen en lange wachttijden. Welke stappen onderneemt het college om de wachttijd voor sociale huurwoningen in Maastricht terug te dringen en de huurprijzen betaalbaar te houden?
 
3. Het rapport benadrukt de negatieve invloed van beleggers op de woningmarkt. Welke acties onderneemt het college om speculatie op de woningmarkt in Maastricht tegen te gaan en woningen beschikbaar te houden voor bewoners in plaats van investeerders, en hoe stuurt zij op betaalbaarheid (én de minimale omvang) bij het toekennen van omgevingsvergunningen?
 
4. Hoe zorgt het college ervoor dat beleidskeuzes in Maastricht bijdragen aan meer solidariteit op de woningmarkt, zoals het eerlijker verdelen van woningtoegang tussen verschillende inkomensgroepen en generaties?
 
5. Het rapport noemt bezwaarprocedures als vertragende factor ten aanzien van de woningbouw. Hoe balanceert de gemeente Maastricht de rechten van bewoners om bezwaar te maken met de noodzaak om woningbouw te versnellen? Zijn er plannen om de stem van woningzoekenden sterker mee te wegen in deze processen? Zo ja, hoe ziet de vormgeving daarvan er dan uit?
 
6. Hoe beoordeelt het college de mogelijkheid om op basis van de Huisvestingswet voorrang te verlenen aan cruciale beroepen zoals verpleegkundigen, hulpverleners, en leraren bij de toewijzing van sociale huurwoningen, en welke concrete stappen worden gezet om dergelijke regelingen in Maastricht te implementeren?
 
7. Welke juridische middelen zet het college in om structurele leegstand van woningen in Maastricht tegen te gaan, en op welke wijze wordt hierbij gehandeld conform de Leegstandswet?
 
Hoogachtend, Stephanie Blom Raadslid SP

 

Maastricht, 18 december 2024
Schriftelijke vragen SP - Toekenning extra gelden aan Maastricht Marketing.

Geacht college,
Op 17 december 2024 ontving de gemeenteraad een raadsinformatiebrief (RIB) met de titel ‘Convenant en aanvullende opdrachten Maastricht Marketing.’ Uit dit RIB wordt duidelijk dat Maastricht Marketing voor 2025, bovenop de circa 1 miljoen euro die zij al jaarlijks ontvangen, eenmalig EUR 335.000,- uit de budgetten behorende bij de economische visie en arbeidsmarkt toegekend krijgt. Zoals reeds lang en breed bekend, maakt de SP zich grote zorgen over de ongebreidelde citymarketing van onze stad door, onder andere, Maastricht Marketing. In plaats van nóg meer toeristen en bezoekers aan te trekken, zouden we ons moeten richten op het verbeteren van het woon- en leefklimaat voor de ruim 125.000 inwoners van Maastricht. De stad is immers geen verdienmachine voor ondernemers en horecaexploitanten, maar een thuis voor de mensen die hier leven, werken en op een prettige manier oud willen worden. 
 
Het huidige marketingbeleid, zoals voorgesteld in het verlengde convenant en de nieuwe opdrachten voor Maastricht Marketing, legt de nadruk op het aantrekken van bezoekers onder noemers als de verschrikkelijke term “Bleisure” en het positioneren van Maastricht als kennis- en innovatiestad. Dit klinkt ambitieus, maar heeft in de praktijk één gevolg: nóg meer drukte in de stad. De binnenstad zucht al onder de last van het toerisme, met negatieve gevolgen voor de leefbaarheid en het woonplezier van onze inwoners. Bewoners hebben recht op een stad waar zij zich thuis voelen en waar zij niet dagelijks geconfronteerd worden met de gevolgen van massatoerisme en de druk die dit oplevert op de openbare ruimte.  
De effecten en de resultaten van inspanningen van Maastricht Marketing zijn bovendien simpelweg niet meetbaar. In de raadsinformatiebrief lezen we niets over concrete resultaten of de doelmatigheid van de toegekende subsidies. Hoeveel levert deze marketing nu écht op voor onze stad? We hebben geen enkel inzicht in de return-on-investment van de €984.656 jaarlijkse subsidie, laat staan van de aanvullende budgetten van €100.000 en €235.000. Geld dat wat de SP betreft, veel beter geïnvesteerd zou kunnen worden in de verbetering van onze buurten, voorzieningen en betaalbare woningen. 
 
Een en ander heeft bij de SP tot de volgende vragen geleid.
1. Kan het college de raad inzicht geven in de concrete resultaten van de inspanningen
van Maastricht Marketing in de afgelopen jaren, zonder daarbij te vervallen in
algemeenheden over ‘spin-off-waarde’?                      

2. Hoe voorkomt het college dat het nieuwe convenant en de extra subsidie leidt tot
nóg meer druk op de binnenstad?

3. Hoe ziet het college de balans tussen het bevorderen van toerisme en het
beschermen van het woon- en leefklimaat van de inwoners, en is deze balans
volgens het college nog steeds een gezonde?

4. Voor de aanvullende opdracht "Bleisure" is €100.000 gereserveerd. Welke concrete resultaten verwacht het college hiervan, en hoe gaat het college meten of deze extra investeringen een succes waren?

5. Waarom wordt er opnieuw geld uitgetrokken voor “Bleisure” en positionering,
terwijl er dringende problemen spelen op het gebied van armoede, de culturele
instellingen (denk daarbij aan Opera Zuid, dat ook een publiekstrekker is voor
Maastricht), de woningnood en achterstallig onderhoud in wijken?

 
Hoogachtend,
Jack van Gelooven
Raadslid SP

 

Maastricht, 10 december 2024
Schriftelijke vragen SP over de lage brede welvaart in de gemeente Maastricht.

Geacht college,

Het concept brede welvaart betreft de kwaliteit van leven in de breedste zin, inclusief materiële welvaart, gezondheid, onderwijs, milieu, sociale cohesie en persoonlijke ontplooiing. Bij de beoordeling van de brede welvaart wordt niet alleen gekeken naar economische indicatoren zoals het bruto binnenlands product (bbp), maar ook naar ecologische en sociaal-maatschappelijke aspecten die bijdragen aan het welzijn van individuen en gemeenschappen. Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) definieert brede welvaart als de kwaliteit van leven 'hier en nu' en de mate waarin deze ten koste gaat van de brede welvaart van latere generaties of van mensen elders in de wereld.

Voor de SP is het bevorderen van brede welvaart essentieel, aangezien het aansluit bij onze kernwaarden van solidariteit, rechtvaardigheid en het streven naar een samenleving waarin iedereen gelijke kansen heeft. Onze partij benadrukt al decennia dat economische groei niet het enige doel moet zijn; het gaat er ons vooral om dat deze groei ten goede komt aan de hele samenleving en niet leidt tot grotere ongelijkheid of ecologische schade. In lijn met deze visie pleit de SP voor een economie die niet ongebreideld groeit, maar gericht is op het welzijn van alle burgers, met speciale aandacht voor degenen die minder kansen hebben. En dat is waar de brede welvaart dus om de hoek komt.

Uit recente metingen blijkt dat Maastricht, als sterk verstedelijkte gemeente, een lage brede welvaart kent. Dit betekent dat, ondanks mogelijke economisch groei, de algehele levenskwaliteit van de inwoners achterblijft. De SP maakt zich zorgen over deze ontwikkeling en acht het noodzakelijk dat uw college tot concrete actie over gaat.

Daartoe heeft de SP de volgende vragen.

1. Welke factoren identificeert het college als de belangrijkste oorzaken van de relatief (erg) lage brede welvaart in onze gemeente?

2. Welke concrete stappen heeft het college tot nu toe ondernomen om de brede welvaart in Maastricht te verhogen, en zijn er specifieke beleidsplannen ontwikkeld die gericht zijn op het verbeteren van zowel de materiële als immateriële aspecten van het welzijn van de inwoners van Maastricht?

3. Op welke wijze monitort het college de ontwikkelingen op het gebied van brede welvaart binnen de gemeente Maastricht, welke indicatoren worden gehanteerd om de voortgang te meten, en hoe worden deze gegevens gebruikt om het beleid bij te sturen?

4. Heeft het college een langetermijnvisie ontwikkeld om de brede welvaart in Maastricht structureel te verbeteren? Zo ja, hoe worden toekomstige generaties meegenomen in deze plannen, en op welke manier wordt ervoor gezorgd dat de huidige beleidsmaatregelen niet ten koste gaan van de welvaart van latere generaties? Zo nee, waarom niet?

5. Is het college bereid desk research te doen en Maastricht te vergelijken met andere gemeenten van eenzelfde omvang en bevolkingssamenstelling, die tot op heden wél succesvol zijn in het verhogen van de brede welvaart, om zo best practices te identificeren en uiteindelijk door te ontwikkelen tot beleid? Zo ja, wanneer mag de gemeenteraad de uitkomsten daarvan tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?

Hoogachtend, Stephanie Blom Raadslid SP

Maastricht, 10 december 2024
Schriftelijke vragen - Nieuw sociaal stelsel

Geacht college,
Tijdens de domeinvergadering Sociaal van 5 november jl. presenteerde het Nibud een onderzoek naar ons Maastrichtse sociale stelsel. Het onderzoek concludeerde dat ons lokale systeem voor veel inwoners onduidelijk en moeilijk toegankelijk is. Dit leidt ertoe dat mensen minder vaak gebruikmaken van sociale voorzieningen, terwijl deelname aan deze voorzieningen essentieel is voor de werking van ons sociale
vangnettenstelsel. De complexiteit van ons sociale stelsel wordt vooral veroorzaakt door de verschillende inkomensgrenzen voor de diverse regelingen. Deze grenzen liggen vaak tussen 100% en 150% van de bijstandsnorm.

Zo kan iemand met een inkomen van 120% van de bijstandsnorm wel een tegemoetkoming voor de energierekening krijgen, maar geen tegemoetkoming voor de aanvullende zorgverzekering, omdat daar
een lagere inkomensgrens geldt. 

Naar aanleiding van hiervan hebben we een aantal vragen:
1. Heeft onze gemeente in kaart welke inkomensafhankelijke sociale regelingen er zijn, en welke inkomensgrenzen er worden gehanteerd per regeling? Zo ja, kunt u ons dat overzicht laten toekomen in een overzichtelijke tabel? Zo nee, waarom niet?

2. Hoe zou een dergelijk overzicht of tabel uit vraag 1 op een effectieve manier gedeeld kunnen worden met Maastrichtenaren die gebruik zouden kunnen maken van deze regelingen? Is het
college bereid dit overzicht op die manier te communiceren naar inwoners? Zo nee, waarom niet?

3. Is het college bekend met andere gemeenten in Nederland, die dit anders aanpakken en als gevolg een betere beoordeling van het Nibud krijgen? Zo ja, welke gemeenten zijn dit? Zo nee, ziet het college de mogelijkheid dit te achterhalen en zo van andere gemeenten te kunnen
leren?

4. Is het college het met ons eens dat het verduidelijken van ons sociaal stelsel volgens de adviezen van Nibud van essentieel belang is voor het verbeteren van de toegankelijkheid ervan? Zo ja, op welke manier wordt hier op dit moment aan gewerkt of gaat eraan gewerkt worden? Zo nee,
waarom niet?

Met vriendelijke groet,
Jules Ortjens Ria Makatita Jack van Gelooven Bert Garnier Jos Gorren
Volt SPM SP MAASTRICHT van NU SAB
Anne Lucas Martin van Rooij
GroenLinks M:OED

Maastricht, 10 december 2024
Schriftelijke vragen SP over (te) kleine woningen en flexwoningen in Maastricht.

Geacht college, In oktober van dit jaar verscheen het rapport Woningen voor kleine huishoudens van het Planbureau voor de Leefomgeving (PBL). Het PBL onderzoekt daarin de karakteristieken, het gebruik en de spreiding van kleine flexwoningen en kleine permanente woningen in Nederland. Zoals inmiddels hopelijk bekend, ervaart Nederland al sinds enige tijd een tekort aan betaalbare woningen, wat vooral problematisch is voor spoedzoekers zoals gescheiden mensen, statushouders, en mensen die een instelling verlaten. De Rijksoverheid ziet flexwoningen als een oplossing voor deze doelgroep. Flexwoningen zijn tijdelijk en vaak verplaatsbaar, en worden sneller gebouwd dan permanente woningen.
 
Ze richten zich voornamelijk op een- of tweepersoonshuishoudens en zijn vaak kleiner dan 50 vierkante meter. De studie van het PBL vergelijkt flexwoningen met zogenoemde HAT-woningen (Huivesting Alleenstaanden en Tweepersoonshuishoudens) uit de jaren '70 en '80, die ook gericht waren op eenen tweepersoonshuishoudens, maar die permanent van aard waren. Ook andere kleine woningen worden door het PBL vergeleken.
 
Er zijn momenteel ongeveer 482.000 kleine woningen in Nederland, wat betekent dat het 5,9 procent van de totale woningvoorraad betreft. Flexwoningen zijn meestal kleiner dan 30 vierkante meter en worden vaker in minder stedelijke gebieden gebouwd. Bovendien zijn ze zijn vaak in handen van woningcorporaties. De bewoners van kleine woningen zijn meestal jonger dan 30 jaar, waarmee jongeren in die woningcategorie oververtegenwoordigd zijn. Bewoners van flexwoningen verhuizen vaker en sneller dan die van HAT- of andere kleine woningen.
 
De tevredenheid met kleine woningen is over het algemeen lager dan met grotere woningen, en er blijkt uit het onderzoek van het PBL een duidelijke voorkeur voor woningen van 51 tot 100 vierkante meter. Uit de analyse van de woontevredenheid blijkt dat bewoners van kleine woningen over het algemeen minder tevreden zijn met hun woning dan bewoners van grotere woningen. Dit verschil in tevredenheid is consistent door de jaren heen, zoals blijkt uit de WoON-enquêtes. Sinds 2012 neemt de tevredenheid van bewoners van kleine woningen verder af, waarbij het percentage dat ontevreden tot zeer ontevreden is, is gestegen van 3,5 procent in 2012 naar 9,7 procent in 2021. Voor bewoners van grote woningen is er ook een daling in tevredenheid, maar deze is minder sterk dan bij de bewoners van kleine woningen.
 
Een belangrijke factor voor de ontevredenheid lijkt de omvang van de woning te zijn. Bewoners van kleine woningen zijn vaker van mening dat hun woonruimte te klein is en vinden hun woning minder vaak geschikt dan bewoners van grote woningen. Ook geven bewoners van kleine woningen vaker aan dat ze onvoldoende buitenruimte hebben, zoals een terras of tuin, in vergelijking met bewoners van grote woningen. Kennisname van de inhoud van dit rapport, heeft bij de SP tot de volgende vragen geleid:
 
1. Hoeveel flexwoningen zijn er momenteel in Maastricht, en hoe verhoudt dit zich tot de totale behoefte aan woningen voor een- en tweepersoonshuishoudens?
 
2. Wat doet het college om ervoor te zorgen dat de realisatie van flexwoningen geen doel op zich is om het woningtekort maar aan te pakken, maar woningzoekenden uiteindelijk een voor hen passende woning kunnen vinden?
 
3. Hoe waarborgt het college dat de flexwoningen in Maastricht voldoen aan voldoende kwaliteit en wooncomfort, gezien de kritiek op tijdelijke woningen uit het verleden?
 
4. In hoeverre is het college bereid om samen met woningcorporaties te investeren in, en te komen tot, permanente, betaalbare en vooral voldoende grote woningen voor kleine huishoudens in plaats van te focussen op tijdelijke flexwoningen?
 
5. Hoe wordt ervoor gezorgd dat de locaties voor flexwoningen in Maastricht goed bereikbaar zijn en voorzien van de nodige infrastructuur en voorzieningen?
 
6. Wat doet het college om ervoor te zorgen dat de bouw van flexwoningen in Maastricht niet leidt tot sociale segregatie of concentratie van kwetsbare groepen?
 
7. Welke maatregelen neemt het college om te voorkomen dat bewoners van flexwoningen in Maastricht gedwongen worden om na korte tijd te verhuizen vanwege het tijdelijke karakter van deze woningen?
 
8. Hoe bevordert het college dat er bij de bouw van nieuwe woningen in Maastricht voldoende rekening wordt gehouden met de voorkeuren van ook kleine huishoudens voor woningen van 51 tot 100 vierkante meter, zeker in het licht van het steeds vaker afwijken van bestemmingsplannen om tóch de ontwikkeling van kleinere woningen dan op basis van ons eigen beleid toegestaan zijn goed te keuren (e.g. de casussen Calvariënklooster, Jodenstraat, Adelbert van Scharnlaan, etc.)?
 
9. In hoeverre is het college bereid en in staat om de ervaringen en lessen van andere gemeenten met flexwoningen te gebruiken om het woonbeleid in Maastricht te verbeteren, en de breedgedeelde onvrede van bewoners van kleine woningen (zowel permanent als flex) mee te nemen in het woonbeleid en de goedkeuring van bouwprojecten?
 
Hoogachtend, Stephanie Blom Raadslid SP
 

Maastricht, 10 december 2024
Betreft: Schriftelijke vragen Volt, SP, Pvda, Groenlinks, M:OED inzake tegengaan hittestress in verschillende wijken van Maastricht

Geacht college,
Volgens het online statistiek database www.allecijfers.nl zijn de top 10 buurten met het laagste gemiddelde bruto jaarinkomen per inwoner
.

1. Malpertuis
2. Pottenberg
3. Limmel
4. Caberg
5. Nazareth
6. Mariaberg
7. Malberg
8. Wittevrouwenveld
9. Frontenkwartier
10. Sintmaartenspoort

Op het klimaatnet van de gemeente Maastricht kan men de gecombineerde hitte urgentiekaart terugvinden. Via deze kaart worden verschillende factoren gecombineerd, zoals het percentage kwetsbare mensen, de gemiddelde schaduwfractie van gebouwen, het percentage van de bevolking dat hittestress ervaart, en het percentage groen, om de wijken van Maastricht een zogenaamde “Gecombineerde Hitte Urgentie classificatie” toe te kennen. Vervolgens wordt per wijk duidelijk waar de urgentie rondom hitteproblematiek het hoogst ligt en waar maatregelen getroffen moeten worden. De bovengenoemde wijken met een urgentieniveau van ‘Hoog’ of ‘Zeer hoog’ zijn (op willekeurige volgorde):

1. Wittevrouwenveld
2. Sintmaartenspoort
3. Frontenkwartier
4. Caberg
5. Malberg
6. Mariaberg
7. Limmel

7 van de 10 buurten met het laagste gemiddelde jaarinkomen in Maastricht hebben dus behoefte aan een snelle herinrichting van de openbare ruimte om hittestress tegen te gaan. Ondanks deze behoefte en de sociaal-economische kwetsbaarheid van deze buurten wordt er in de raadsinformatiebrief ‘Vergroening van de stad’ van 7 november jl. maar heel summier verwezen naar initiatieven ter vergroening in samenwerking met CNME buiten de binnenstad. Vanwege het gebrek aan informatie
omtrent vergroening in de buitenwijken hebben bovenstaande partijen de volgende vragen:
1. Tijdens de domeinvergadering Fysiek van 5 november jl. gaf het college aan dat woonwijken prioriteit ontvangen omtrent vergroening en dat hittestress een factor is die vergroeningsbeleid stuurt.
a. Heeft het college nog steeds de ambitie om deze prioriteit te volgen in haar vergroeningsbeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kan het college meer informatie over de vergroening-ambities van de woonwijken delen, met name over de realisatie van grote vergroenings-initiatieven, binnen de klimaatadaptatiestrategie?

2. In de raadsinformatiebrief ‘Actualisatie Omgevingsvisie’ van 7 november jl. ontvangen de buurten Binnenstad, Boschstraatkwartier, Sint Maartenspoort, Wyckerpoort, Wittevrouwenveld en Heugemerveld prioriteit op basis van de huidige analyse groen. Er worden dus helaas maar 2
van de 7 wijken met een lagere sociaal-economische status geprioriteerd voor vergroeningambities.
a. Kan het college beargumenteren waarom de maatstaf van de huidige analyse groen is gebruikt om de prioriteit vast te leggen in plaats van een integrale overweging zoals de hitte urgentie-kaart en de sociaal-economische status van buurten in Maastricht?
b. Zou het niet rechtvaardiger zijn om de prioriteit te leggen op de wijken waarin de mensen moeilijk rond komen, waardoor er dus meer financiële steun vanuit de gemeente nodig is omtrent de vergroening van de openbare ruimte? Is het mogelijk om deze specifieke differentiatie op te nemen in de geactualiseerde omgevingsvisie, de klimaatadaptatiestrategie of iets in die trent?

3. Het uitvoeringsprogramma Energie- en Warmtetransitie 2023-2026 maakt gebruik van zogenaamde wijkuitvoeringsplannen om de energie- en warmtetransitie per wijk uit te voeren en de bewoners van de wijk mee te nemen en te activeren in deze transitie.
a. Zou deze aanpak inspiratie kunnen zijn voor een dergelijke uitvoeringsprogramma omtrent hittestress en/of vergroening of geïmplementeerd kunnen worden in de klimaatadaptatiestrategie? Zo ja, hoe voorziet het college de vorm van wijkuitvoeringsplannen jegens hittestress? Zo nee, hoe gaat het college dan om met verschillen tussen wijken die de mate en problematiek van hittestress beïnvloeden?

b. Als het college van plan is om wijkuitvoeringsplannen voor hittestress te formuleren, is het college dan van plan hier ook de sociaal-economische status van wijken in mee te nemen? We kijken uit naar uw antwoorden.

Met vriendelijke groet,
Mart den Heijer Stephanie Blom Anita van Ham Lex Vos Martin van Rooij
Volt SP PvdA GroenLinks MO:ED

Maastricht, 9 december 2024
Schriftelijke vragen - Nieuwe invulling van de herontwikkeling Landbouwbelang en het bijna volledig verdwijnen van de culturele component daaruit.

 
Geacht college,
Het Landbouwbelang is een plek die door velen in onze stad gekoesterd wordt. Ten aanzien van de (commerciële) herontwikkeling van dit iconische gebouw – wat volgens de SP nog steeds een ontzettend slechte beslissing is – heeft de gemeenteraad destijds ingestemd met plannen die een duidelijke, stevige culturele invulling als voorwaarde stelden.
 
Dit was niet zomaar een keuze, maar een bewuste stap om recht te doen aan de geschiedenis van het Landbouwbelang als culturele vrijplaats en om Maastricht een blijvend cultureel anker te bieden in een tijd van steeds verder toenemende commercialisering, gentrificatie, homogenisering, en de verdringing van cultuurmakers. Tot onze grote teleurstelling bereikte ons gisteren het bericht dat deze culturele invulling bijna volledig (op mogelijk 1000 m2 na) lijkt te verdwijnen. Het huidige voorstel, waarbij enkel de studies European Studies en International Business naar het Landbouwbelang zouden verhuizen, staat onzes inziens haaks op de afspraken die destijds gemaakt zijn en waarmee de raad heeft ingestemd. Beide studies hebben volgens de SP weinig tot niets te maken met de (deels) culturele functie waarin de herontwikkeling van het Landbouwbelang zou moeten voorzien.
 
Dit is wat onze fractie een fundamentele wijziging in de invulling van de plannen en kan wat ons betreft niet zonder heroverweging door de raad plaatsvinden. Een dergelijke koerswijziging doet niet alleen afbreuk aan de oorspronkelijke visie, maar ondermijnt ook het vertrouwen in het proces. De oorspronkelijke herontwikkeling werd immers gegund op basis van plannen met een sterkere culturele component. Als deze plannen nu worden uitgehold, is dat niet alleen een klap voor de cultuur in onze stad, maar ook een oneerlijk voordeel voor de huidige ontwikkelaar ten opzichte van andere partijen die wellicht wél een grotere culturele invulling hadden kunnen en willen realiseren.
De SP is van mening dat de herontwikkeling van het Landbouwbelang, onder de huidige gewijzigde omstandigheden, opnieuw moet worden gegund. De raad moet de kans krijgen om de plannen opnieuw te beoordelen en andere partijen moeten de mogelijkheid krijgen om met een alternatieve invulling te komen die wél recht doet aan de eerder geformuleerde intenties. Op basis van bovenstaande constateringen, heeft de SP de volgende vragen voor het college:
 
1. Is het college met ons van mening dat de huidige plannen voor het Landbouwbelang, waarin opleidingen als European Studies en International Business worden gehuisvest, niet langer daadwerkelijk voldoen aan de oorspronkelijke ideeën over een stevige culturele invulling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat moeten volgens het college daar dan de gevolgen van zijn?
 
2. Erkent het college dat het huidige plan een fundamentele wijziging is van de uitgangspunten waarmee de raad destijds heeft ingestemd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke gevolgen moet een en ander dan volgens uw college hebben?
 
3. Mag de gemeenteraad de volgende documenten ontvangen van het college? 1. Ambitiedocument Landbouwbelang Maastricht; 2. Concept Programma van Uitganspunten (PvU) Landbouwbelang; 3. Stedenbouwkundige Randvoorwaarden Landbouwbelang.
 
4. Is het college bereid de herontwikkeling opnieuw naar de raad te brengen, zodat de democratische legitimiteit van de plannen wordt gewaarborgd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer mogen wij de discussie en een raadsvoorstel ten aanzien daarvan tegemoetzien?
 
5. Hoe rechtvaardigt het college dat de oorspronkelijke aanbesteding is gegund op basis van plannen met een (sterke) culturele component gericht op de podiumkunsten, terwijl die component nu bijna volledig lijkt te verdwijnen?
 
6. Is het college bereid een nieuwe aanbestedingsprocedure te starten, zodat andere partijen opnieuw een kans krijgen om met plannen te komen die wél aan de voorwaarden voldoen? Zo ja, per wanneer kunnen wij die procedure tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?
 
7. Is het college bereid in samenspraak met de raad, de bewoners en gebruikers van het Landbouwbelang, en de culturele sector een nieuw, bindend kader op te stellen voor de toekomstige invulling van het Landbouwbelang? Zo ja, per wanneer mogen wij dat proces tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?
 
8. Hoe gaat het college garanderen dat cultuurmakers in Maastricht in de toekomst wél een structurele plek krijgen, met het oog op de voortdurende verhuizingen van culturele, sociale en maatschappelijke initiatieven als de Foodbank, Stadsnomade, en de Art Space, hetgeen tot grote onrust en discontinuïteit leidt?
 
Hoogachtend, Stephanie Blom Ria Strik Jules Ortjens Martin van Rooij Raadslid SP Raadslid PvdD Raadslid Volt Raadslid M:OED

 

Maastricht, 9 december 2024 
Schriftelijke vragen SP over de toegankelijkheid van schoolgebouwen en sportzalen in het IHP PO en VO.

Geacht college,

Tijdens de domeinvergadering Sociaal op 3 december jl. vroeg de SP aandacht voor het belangrijke thema van toegankelijkheid. Wij brachten dit onder de aandacht vanwege de vele verbouwingen en nieuwbouwprojecten van scholen, sportzalen en sporthallen die binnen het Integraal Huisvestingsplan (IHP) voor het primair en voortgezet onderwijs (PO en VO) gepland staan of al in uitvoering zijn.

Toegankelijkheid betekent veel meer dan het verwijderen van een drempel. Het omvat in grote lijnen drie hoofdaspecten: de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van gebouwen voor mensen met een beperking in de breedste zin van het woord. Bovendien hebben wij ons op dit thema wettelijk gecommitteerd aan het VN-verdrag Handicap. Daarnaast dient onze lokale inclusieagenda te worden gerespecteerd en nageleefd. Evaluaties van beide instrumenten wijzen nog op veel tekortkomingen. Voldoen aan de afspraken is niet vrijblijvend en dit moet anders.

Met de nieuwe IHP-plannen in onze stad is nu het moment om te laten zien hoe het wél kan. Hiermee kunnen wij een voorbeeld zijn voor andere steden en gemeenten. De oppervlakkige antwoorden van de wethouder op de vragen van de SP tijdens de domeinvergadering hebben ons helaas niet overtuigd dat toegankelijkheid met prioriteit en focus zal worden opgepakt. Vrij vertaald zei de wethouder het volgende: de besturen van de scholen vinden het belangrijk en nemen het voortouw, de gemeente kijkt wat mogelijk is en wat kan, en we onderzoeken nog wat toegankelijkheid betekent. Met alle respect: deze uitgangspunten zijn naar onze mening onvoldoende om effectief beleid te maken voor mensen met een beperking.

De SP is van mening dat het college (dat uiteindelijk verantwoordelijk is voor de inzet van gemeenschapsgelden voor de IHP’s) een sturende rol moet spelen en meer, vooral proactief, initiatief moet nemen rond dit thema. Aansturing is cruciaal om ervoor te zorgen dat de gemeente Maastricht de wet naleeft en actief gebruikmaakt van bijvoorbeeld onze eigen Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs uit 2021.

Los van wettelijke aspecten, processen en procedures is het vooral belangrijk om ervaringsdeskundigen te betrekken. Dit bij voorkeur vanaf de planvorming en het ontwerp tot en met de uitvoering en controle op het gebruik. Tot voor kort werd bijvoorbeeld Stichting Samen Onbeperkt betrokken bij diverse bouwprojecten, zoals de verbouwing van het MECC, het Geusseltbad en sporthallen. Er was regelmatig overleg met vertegenwoordigers van deze organisatie. De laatste tijd is dit helaas niet meer het geval.

De SP stelt daarom de volgende vragen:

  1. Gaat de wethouder het thema toegankelijkheid met de nodige prioriteit behandelen in de voorliggende IHP’s? Zo ja, hoe ziet de wethouder dit concreet voor zich? Zo nee, waarom niet?  
  2. Welke concrete stappen onderneemt het college om ervaringsdeskundigen structureel te betrekken bij alle fasen van de bouwprojecten?  
  3. Wordt er bij aanbestedingen expliciet rekening gehouden met toegankelijkheidscriteria? Zo nee, waarom niet?  
  4. Is de wethouder van plan om aanvullend op de geldende bouwbesluiten de wettelijke VN-afspraken na te leven, de Maastrichtse inclusieagenda te volgen, de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs te raadplegen, het gebruik van het Handboek Toegankelijkheid door relevante actoren te eisen, en inspiratie te zoeken in documenten zoals Design for All? Zo nee, waarom niet?  
  5. Waarom is er bij de bouw van het Kindcentrum Belfort, dat zich al in een vergevorderd stadium bevindt, geen advies of betrokkenheid gevraagd van Stichting Samen Onbeperkt?  
  6. Is de wethouder voornemens alsnog betrokkenheid te initiëren? Dit biedt een kans om inclusie niet alleen op papier, maar ook in de praktijk te realiseren.  
  7. Is het college van plan om een meer eisende en sturende rol te spelen bij andere bouwprojecten in de stad, zoals de woningbouw op het Trega-terrein, vanaf de planvorming en het ontwerp tot en met toetsing door ervaringsdeskundigen? Zo nee, waarom niet?  
  8. Is de wethouder bereid om organisaties zoals Maastricht voor Iedereen, Stichting Samen Onbeperkt en andere relevante partijen actiever te betrekken bij projecten die toegankelijkheid en inclusie bevorderen? Zo ja, op welke wijze dient dit volgens het college vorm te krijgen? Zo nee, waarom niet?  
  9. Kan de wethouder reflecteren op de impact van energiecongestie in het kader van toegankelijkheid? Zijn er plannen om ervoor te zorgen dat gebouwen ook tijdens stroomuitval of -tekorten toegankelijk blijven? Denk hierbij aan schuifdeuren, verwarming en pasjessystemen op zonne-energie.  
  10. Zijn de extra kosten, zoals batterijopslag bij het Kindcentrum Belfort, ook opgenomen in andere projecten?

Hoogachtend,

Jack van Gelooven
Raadslid SP

Maastricht, 5 december 2024
Schriftelijke vragen - Toekenning 11.3 miljoen euro uit het Volkshuisvestingsfonds voor Nazareth, Mariaberg en Pottenberg.

 
Geacht college,
 
Ook de SP is natuurlijk verheugd dat onze stad een bijdrage van 11,3 miljoen euro ontvangt uit het Volkshuisvestingsfonds. Dit fonds, bedoeld om de leefbaarheid en kwaliteit van woningen in kwetsbare buurten te verbeteren, richt zich in Maastricht op de buurten Nazareth, Mariaberg en Pottenberg. Het doel is om achterstallig onderhoud aan particuliere woningen aan te pakken, deze woningen te verduurzamen en zo niet alleen de kwaliteit van leven voor bewoners te verbeteren, maar ook de uitstraling van de wijken als geheel.
 
Ondanks deze positieve ontwikkelingen, zou de SP de SP niet zijn als zij geen kanttekeningen plaatst bij de inzet van publieke middelen voor het verbeteren van particulier woningbezit, en u te vragen om ook stil te staan bij een fundamenteel oneerlijke ontwikkeling: de immense waardestijging van koopwoningen in de afgelopen decennia. Terwijl huiseigenaren hun vermogen zagen groeien door stijgende woningprijzen, hebben huurders vaak nauwelijks geprofiteerd van deze ontwikkeling. Integendeel, zij worden geconfronteerd met stijgende huurprijzen, zonder de kans om vermogen op te bouwen via eigendom.
 
De kloof tussen huurders en huiseigenaren groeit daardoor al jaren, met als gevolg dat huurders structureel op achterstand blijven – en steeds verder op achterstand raken. Het inzetten van publieke middelen voor het verduurzamen van koopwoningen dreigt deze ongelijkheid nog verder te vergroten. Bovendien hebben veel huiseigenaren de mogelijkheid om door het afsluiten van een (kleine) hypotheek hun overwaarde aan te wenden om hun woningen te verduurzamen en op te knappen. Het gebruik van gemeenschapsgeld om hen hierin verder te ondersteunen roept daarom belangrijke vragen op over de rechtvaardige verdeling van gemeenschapsgeld. Als SP stellen wij voorop dat publieke middelen in de eerste plaats moeten worden ingezet om maatschappelijke ongelijkheid te bestrijden en juist de mensen die een flinke zet in de rug kunnen gebruiken te ondersteunen. Ook dit project biedt daartoe kansen, maar het is ook essentieel om kritisch te blijven kijken naar wie hier uiteindelijk het meeste baat bij heeft.
 
Ook moeten we er volgens de SP voor waken dat dergelijke investeringen niet leiden tot verdere verdringing van kwetsbare groepen die dat soort investeringen ook goed zouden kunnen gebruiken, zoals huurders die tussen de wal van de sociale huur en het schip die de koopwoning is vallen, of een stijging van de woningprijzen in deze buurten, waardoor betaalbare huisvesting voor veel mensen nog verder buiten bereik raakt.
 
Het bericht dat Maastricht miljoenen uit het Volkshuisvestingsfonds zal ontvangen, heeft bij onze fractie dan ook tot de volgende vragen geleid.
 
1. Hoe ziet het college de groeiende ongelijkheid tussen huiseigenaren, die profiteren van waardestijgingen, en huurders, die steeds minder betaalbare opties hebben? Hoe past dit project binnen een bredere visie om deze kloof te verkleinen?
 
2. Hoe rechtvaardigt het college in dat licht het gebruik van publieke middelen om het particuliere woningbezit te verduurzamen, terwijl veel huiseigenaren vaak al (relatief) vermogend zijn door waardestijgingen van hun woningen?
 
3. Is onderzocht in hoeverre particuliere eigenaren hun overwaarde kunnen aanspreken via hypotheken om onderhoud en verduurzaming te bekostigen? Zo ja, wat waren de resultaten?
 
4. Welke garanties zijn er dat deze publieke investering niet zal leiden tot verdere stijging van de woningprijzen, waardoor woningen in deze buurten nog minder betaalbaar worden voor starters en huurders?
 
5. Zijn er alternatieve bestedingen van deze middelen overwogen, zoals het uitbreiden van betaalbare sociale huurwoningen of het ondersteunen van juist huurders met verduurzamingsmaatregelen?
 
6. Waar haalt het college het bedrag van de cofinanciering door de gemeente van 4.8 miljoen vandaan, en hoe draagt het college er zorg voor dat deze cofinanciering van 4,8 miljoen niet ten koste gaat van andere essentiële sociale voorzieningen?
 
7. Hoe is het college van plan de woningbezitters die in aanmerking komen voor een bijdrage uit het fonds te selecteren, of komt iedere woningbezitter in de genoemde wijken in aanmerking?
 
8. Moeten de geselecteerde kandidaten ook een deel van de kosten zelf bijdragen, of vergoedt de gemeente de gehele kosten voor de verduurzaming? In het eerste geval, welk percentage van de kosten dienen zij zelf op te brengen?
 
Hoogachtend, Stephanie Blom Raadslid SP
 

Maastricht, 4 december 2024
Schriftelijke vragen SP over de uittreding van de VNG uit het overleg Integraal Zorgakkoord             

Geacht college,

De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) heeft recentelijk besloten om zich terug te trekken uit de onderhandelingen over het Integraal Zorgakkoord (IZA). Hoewel de VNG haar steun voor de hervormingen in de zorg blijft uitspreken, heeft zij aangegeven dat voortzetting van de gesprekken afhankelijk is van een structurele oplossing voor de financiële problemen waarmee gemeenten kampen.

Het kabinet heeft aangegeven door te willen gaan met de concretisering van het IZA, maar tijdens een ledenvergadering van de VNG op 30 november jl. sprak bijna 94 procent van de gemeenten zich uit tegen voortzetting van de onderhandelingen onder de huidige omstandigheden.

Gemeenten hebben herhaaldelijk zorgen geuit over de financiële haalbaarheid van het IZA. Hoewel het akkoord eerder werd ondertekend, was dit onder de expliciete voorwaarde dat er structureel meer middelen beschikbaar zouden komen voor preventie en gezondheidsbeleid. Eveneens werd aangedrongen op een oplossing voor het zogenaamde "ravijnjaar" in 2026, waarin gemeenten naar verwachting aanzienlijk minder middelen ontvangen door een nieuw financieringssysteem. Tot op heden zijn deze kwesties onopgelost gebleven. Sterker nog, het kabinet heeft aangekondigd te willen bezuinigen op preventie, wat juist een kernonderdeel is van de afspraken binnen het IZA. Daarnaast heeft de Vereniging van Wethouders een ernstig signaal afgegeven over de toenemende financiële druk op gemeenten.

Deze ontwikkelingen bij de fractie van de SP tot de volgende vragen geleid:

  1. Heeft de gemeente Maastricht zich, net als de VNG, teruggetrokken uit de onderhandelingen over het Integraal Zorgakkoord? Zo nee, welke argumenten ondersteunen deze keuze?
  2. Heeft Maastricht afstemming gezocht met andere gemeenten in (Zuid-)Limburg om tot een gezamenlijk standpunt te komen over het IZA? Of is het besluit autonoom genomen?
  3. Welke scenario’s worden momenteel onderzocht om de zorg en ondersteuning aan cliënten voort te zetten, ondanks de onzekerheden rondom het IZA?
  4. Heeft Maastricht aanvullende financiële middelen bij het Rijk aangevraagd om de beoogde zorghervormingen uit te voeren?
  5. In hoeverre heeft het ravijnjaar in 2026, ondanks eerdere geruststellende uitlatingen, invloed op de financiële positie van de gemeente Maastricht? Is herziening van beleidsprioriteiten noodzakelijk?
  6. Ziet de gemeente zich genoodzaakt om bezuinigingen door te voeren, mogelijk ten koste van cliënten, medewerkers en andere belanghebbenden?
  7. Bestaat het risico dat lopende zorgprojecten in Maastricht vertraging oplopen of geheel stil komen te liggen door de huidige situatie?
  8. Overweegt het college om de benodigde financiering voor de zorghervormingen uit de eigen reserves te halen? Zo nee, welke alternatieve oplossingen worden overwogen?
  9. Hoe beoordeelt het college de recente waarschuwingen van de landelijke vereniging van wethouders inzake de financiële situatie van gemeenten? Welke maatregelen overweegt Maastricht om deze uitdagingen aan te pakken?
  10. Gezien het feit dat de reikwijdte van het IZA verder gaat dan 2026, hoe wil de gemeente Maastricht haar langetermijnbeleid aanpassen om toekomstige uitdagingen in de zorgsector te ondervangen?
  11. Wat is de reactie van Maastricht op de bezuinigingen op preventie? Hoe beïnvloedt dit de mogelijkheid om aan de gestelde eisen en doelstellingen te voldoen, en wat betekent dit voor de oplopende zorgkosten?
  12. Welke stappen onderneemt de gemeente Maastricht om lokaal en regionaal de noodzakelijke financiering voor het IZA en de zorghervormingen te verkrijgen?

Maastricht 29 november  Schriftelijke vragen SP over de situatie bij Pactum en de recente reactie van FNV Jeugd.

Geacht college,

Op 19 november jl. heeft de Maastrichtse raad via een Raadsinformatiebrief (RIB) een update ontvangen over verschillende casussen binnen de jeugdzorg. Deze brief gaf een overzicht van de ontwikkelingen bij organisaties zoals XONAR, VIA Jeugd, de Mutsaersstichting en Pactum. Als SP hebben wij herhaaldelijk aandacht gevraagd voor de rol en positie van 'de mens' in deze casussen. Helaas valt op dat wij als raadsleden vooral worden geïnformeerd over procedures, processen, financiële cijfers, KPI’s en toekomstplannen. Dit lijkt te wijzen op een aanpak die wij als 'spreadsheetmanagement' zouden omschrijven: top-down veranderingen vanuit een financiële invalshoek.

Hoewel deze informatie belangrijk is, vinden wij het eenzijdig en weinig oog hebben voor de impact op mensen: werknemers, ouders en cliënten. Wij zien dit niet terug in de rapportages. Hoe wordt hier rekening mee gehouden? Wordt de menselijke kant net zo professioneel en proactief aangepakt als de financiële kant? Dat lijkt ons essentieel in een sector die zoveel impact heeft op kwetsbare groepen. Hoe zorgen we ervoor dat personeel behouden blijft, gemotiveerd blijft en dat cliënten en ouders krijgen waar ze recht op hebben? Het kan niet zo zijn dat financiële en managementfouten, karige aanbestedingen en het falen van marktwerking vooral ten koste gaan van de mensen die hier direct door worden geraakt.
Een specifiek voorbeeld dat ons zorgen baart, is de huidige situatie bij Pactum.

In de RIB van 19 november jl. wordt deze situatie in slechts drie regels afgedaan. De bijgevoegde stukken bieden geen nieuwe inzichten en missen aandacht voor de sociale en menselijke aspecten, ondanks dat bekend is dat er bij Pactum al langer grote problemen zijn, los van de reorganisaties. FNV Jeugdzorg heeft al vaak gewaarschuwd voor de onhoudbare en gevaarlijke werksituaties bij Pactum. Dit heeft grote impact op personeel, cliënten en ouders, en de situatie lijkt alleen maar te verslechteren door de huidige financiële problemen bij de organisatie. De brief van de FNV van 15 november jl. maakt duidelijk dat er bij Pactum (Stichting VIGO) veel meer aan de hand is dan wat het college aan ons rapporteert. Als raad hebben wij een verantwoordelijkheid om hier goed van op de hoogte te zijn.

Het is onacceptabel dat wij essentiële informatie via de media of de FNV moeten vernemen in plaats van via ons college. De FNV heeft Pactum een ultimatum gesteld met als deadline 25 november. Hoewel acties voorlopig zijn uitgesteld, blijft de situatie ernstig. De raad moet hier wat de SP betreft volledig over worden geïnformeerd. Alle betrokken organisaties spelen een cruciale rol in de jeugdzorg en de uitvoering van onze wettelijke taken. Dit betekent dat er op veel vlakken verbeteringen nodig zijn. Wat de SP betreft, moet daarbij de nadruk liggen op de mensen: de kwetsbare jeugd, ouders, werknemers en anderen die bijdragen aan de gezondheid en het welzijn van onze jongeren.  Deze (opnieuw) zorgelijke gang van zaken heeft bij de SP de volgende vragen doen rijzen:

1. Waarom bevat de RIB van 19 november jl. slechts drie regels over de situatie bij Pactum, terwijl er bekend is dat er sprake is van ernstige problemen op de werkvloer en in de zorgverlening?

2. Hoe beoordeelt het college de kritiek van de FNV Jeugdzorg op de werksituatie bij Pactum, en waarom is hierover geen uitgebreide toelichting aan de raad gegeven?

3. Hoe waarborgt het college dat de menselijke impact van reorganisaties, zoals de gevolgen voor werknemers, ouders en cliënten, structureel wordt meegenomen in beleidsbesluiten en rapportages?

4. Worden medewerkers en cliënten actief betrokken bij de verbetertrajecten? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
5. Welke verantwoordelijkheid ziet het college voor zichzelf bij het waarborgen van goede arbeidsomstandigheden en zorgverlening binnen jeugdzorgorganisaties zoals Pactum? 

6. Hoe ziet het college haar rol in het voorkomen dat financiële problemen van organisaties leiden tot verslechterde zorg en onhoudbare werkdruk voor personeel?

7. Hoe wil het college in de toekomst voorkomen dat de raad belangrijke informatie over situaties zoals bij Pactum moet vernemen via de media of vakbonden in plaats van via de officiële informatievoorziening?

8. Is het college bereid om een volledige en actuele stand van zaken te geven over alle jeugdzorgorganisaties die momenteel onder de loep liggen, inclusief sociale en menselijke aspecten? Zo ja, wanneer mag de raad daarvan een verslag ontvangen?

9. Op welke manier weegt het college de financiële en managementaspecten af tegen de sociale en menselijke impact binnen de jeugdzorg? 

10. Hoe zorgt het college ervoor dat problemen, zoals slechte aanbestedingen of falende marktwerking, niet ten koste gaan van de meest kwetsbaren in onze samenleving?

11. Wat is het actieplan van het college om ervoor te zorgen dat jeugdzorgorganisaties, zoals Pactum, structureel verbeteren, zowel op financieel gebied als op het gebied van werkomstandigheden en zorgkwaliteit?

12. Is het college bereid om hierover in overleg te treden met vakbonden zoals de FNV en daarbij de raad actief te betrekken?
13. Wat is de stand van zaken rond het ultimatum dat door de FNV aan Pactum is gesteld, en welke stappen heeft het college in de tussentijd gezet om te voorkomen dat acties nodig zijn en de situatie escaleert?

14. Hoe gaat het college ervoor zorgen dat de problemen bij Pactum geen verdere negatieve gevolgen hebben voor cliënten en werknemers?
Laatstelijk willen wij u nogmaals met klem verzoeken om meer aandacht te besteden aan de sociale en menselijke aspecten van deze problematiek en de raad hierover tijdig en volledig te informeren.

Maastricht 28 november 2024
Schriftelijke vragen SP over mantelzorg en faciliterende woonconcepten.   

Geacht college,

De SP heeft de afgelopen maanden meerdere keren vragen gesteld over het thema mantelzorg. We vroegen onder andere aandacht voor de bijzondere en kwetsbare positie van jonge mantelzorgers en om uitleg over de mogelijke juridische implicaties van het uitvoeren van (medische) mantelzorg. Recent heeft het college de raad het uitvoeringsplan mantelzorgondersteuning toegezonden. Dit plan werd ook uitgebreid besproken tijdens de domeinvergadering Sociaal van 5 november jongstleden. Het thema mantelzorg leeft – en terecht.

De SP maakt zich grote zorgen over de toekomst van de zorg in het algemeen en over de rol van mantelzorgers en vrijwilligers in het bijzonder. Het is essentieel om mantelzorgers voldoende te ondersteunen, zeker in een samenleving die steeds meer op hen leunt. Als gemeente is het cruciaal om faciliterende maatregelen concreet uit te werken en deze stevig te verankeren in het lokale beleid. Daarnaast moet informatie helder worden gecommuniceerd en moet de toegang tot gemeentelijke diensten eenvoudig zijn.

Vooruitlopend op de bespreking van de lokale uitvoeringsagenda mantelzorgondersteuning willen wij als SP een aanvullend punt inbrengen dat mogelijk kan bijdragen aan de huidige plannen en meegenomen kan worden in de besprekingen. 

De complexe woonzorgpuzzel in een vergrijzende samenleving 
Een van de grote uitdagingen is het realiseren van woon-mantelzorgoplossingen, zoals kangoeroewoningen. Een veelbelovende mogelijkheid is bijvoorbeeld dat een ouder met een zorgbehoefte gaat inwonen bij een van de kinderen. Dit biedt een oplossing voor zowel de woonproblematiek als de toenemende zorgvraag. In zuidelijke landen is dit zogenaamde intergenerationeel wonen een gebruikelijke praktijk.

In Nederland blijkt echter dat het vergunningstraject voor benodigde verbouwingen vaak langdurig en complex is. Het splitsen van een woning tot een pré-mantelzorgwoning lijkt in veel gevallen vrijwel onmogelijk. Het vooruitplannen op toekomstige mantelzorgstelsels wordt vaak belemmerd door regelgeving en bezwaren vanuit gemeenten. Zo mag een klein huisje in de tuin soms wel, maar het splitsen van een woning of een aanbouw weer niet. Veel gemeenten hebben zelfs geen beleid op dit gebied, waardoor mensen met de beste bedoelingen van het kastje naar de muur worden gestuurd.

In 2040 zal Nederland ongeveer 2,6 miljoen 75-plussers tellen. Deze mensen hebben zowel (mantel)zorg als passende woonruimte nodig. Momenteel is het gebrek aan woonoplossingen een van de belangrijkste redenen waarom mensen contact opnemen met MantelzorgNL. Hopelijk is de gemeente Maastricht bereid om in deze context niet terughoudend te zijn en om actief mee te denken aan oplossingen die toekomstige problemen voorkomen. Het is van belang dat de gemeente niet pas in actie komt wanneer de situatie urgent of al te laat is.

Wij hopen dat Maastricht niet enkel vertrouwt op de (onzekere) realisatie van grote aantallen ouderenwoningen of zorgbuurthuizen, maar ook andere woonvormen voor mantelzorgers faciliteert. Een en ander heeft bij de fractie van de SP tot de volgende vragen geleid:

  1. Kan het college reflecteren op hetgeen in het voorgaande uiteengezet is en aangeven in hoeverre de gemeente Maastricht op dit moment inspeelt op deze problematiek?
  2. Heeft de gemeente Maastricht al beleid ontwikkeld op het gebied van woon-mantelzorgoplossingen?
  3. Zijn er binnen de gemeente Maastricht al casussen bekend waarin pré-mantelzorgwoningen zijn gerealiseerd?  
  4. Zijn er momenteel aanvragen in behandeling voor pré-mantelzorgwoningen?  
  5. Kunnen inwoners van Maastricht bij de gemeente terecht voor informatie en advies over dit thema? Zo ja, waar?  
  6. Is het college bereid om in het kader van mantelzorgondersteuning snel in te spelen op de veranderende woon-zorgsituatie? Zo ja, op welke wijze voorziet u dat te doen of doet u dat al?  
  7. Wil de gemeente een visie ontwikkelen waarin, naast de realisatie van nieuwbouw voor ouderen en zorgwoningen, ook alternatieve woonvormen voor mantelzorgers worden gefaciliteerd?

Wij zien de beantwoording van deze vragen met belangstelling tegemoet. Alvast bedankt voor uw inspanningen.

Hoogachtend,
Jack van Gelooven

Maastricht, 27 november 2024 
Schriftelijke vragen SP over het Maastricht Convention Bureau (MCB).  

Geacht college,

In recente stukken lezen wij dat naast de reguliere financiering aan het MCB (Maastricht Convention Bureau) ook een extra bedrag van €350.000 is toegekend aan deze organisatie. Dit bedrag lijkt een extra stimulans te zijn, mogelijk als beloning voor behaalde goede resultaten, maar het zou ook kunnen, dat dit extra budget bedoeld is voor aanvullende inspanningen. Bijvoorbeeld om meer of betere verkoopactiviteiten te realiseren, dit vanwege het feit dat gestelde doelen niet of slechts gedeeltelijk werden gehaald. En hoe dit precies zit, willen wij als SP graag verduidelijkt zien.

Daarom hebben wij de volgende vragen:

  1. Welke doelen of targets heeft het MCB zichzelf gesteld, of welke doelen worden als voorwaarde voor subsidie door de gemeente aan het MCB opgelegd?  
  2. Aangezien het aantrekken van congressen een langdurig proces is, verzoeken wij het MCB om:
    • Een overzicht te geven van de behaalde resultaten over de afgelopen vijf jaar.
    • Een vooruitblik te bieden op de plannen en verwachtingen voor de komende vijf jaar. Kunt u deze overzichten uitsplitsen naar zowel kwalitatieve (locatie, aantal, omvang, bezoekers, aard van congressen en bijeenkomsten) en financiële resultaten. 
    • Wat leveren de inspanningen van het MCB direct en indirect op voor de stad Maastricht?
    • Wij verzoeken een overzicht van de afgelopen vijf jaar van zowel kleine als grote congressen en bijeenkomsten waarbij het MCB een aantoonbare en doorslaggevende rol heeft gespeeld in acquisitie, aftersales en accountmanagement.  
  3. Werft het MCB uitsluitend voor het MECC?
    • Zo nee, kunt u een lijst geven van andere organisaties waarvoor het MCB de afgelopen jaren aantoonbaar succesvol is geweest?
    • Wat zit er momenteel in de sales funnel van het MCB? 
    • Wanneer het MECC via de pers zelf melding maakt van het verwerven van opdrachten, zoals congressen, is het MCB hier dan (altijd ) bij betrokken? Of, anders gesteld: aan wie wordt het binnenhalen dergelijke opdrachten toegeschreven?

Maastricht 27 november 2024
Herstructurering re-integratieketen

We kregen onlangs een SAVE THE DATE voor een excursie op 12 februari 2025 in het kader van de participatiewet en de herstructurering van de re-integratieketen. De verschillende betrokken gemeenten zijn een visie-document aan het maken. Deze visie krijgen we als raden van de diverse gemeenten, in de loop van januari 2025 in te zien en zal dan tijdens de excursie op 12 februari toegelicht en besproken worden.

Als SP hebben we een paar vragen:

  1. Los van de geformuleerde visie, is de grote beweging er eentje van bezuinigingen en kunt u aangeven wat dat voor de gemeente Maastricht zal gaan betekenen?
  2. Wordt deze visie door de betreffende gemeenten c.q. wethouders zelf samengesteld met ambtelijke ondersteuning uiteraard? Of is er een extern bureau bij betrokken? Zo ja, welk bureau is dat en wat zijn daarvan de kosten?
  3. Hoe verhoudt dit proces van herstructurering zich tot de business case die op dit moment tot stand komt met betrekking tot onze Maastrichtse Toeleverings Bedrijven (MTB)? En kunt u de wederzijdse afhankelijkheid en impact toelichten?
  4. Kunnen wij de opdracht die door het ministerie SZW m.b.t. het bovengenoemde kader aan gemeenten gegeven is, van het college ontvangen en inzien?
  5. Welke andere belangrijke stakeholders dan gemeenteraden, worden bij de ontwikkeling van de visie betrokken?
  6. We nemen aan dat tenminste vertegenwoordigers van sociale werkplaatsen worden betrokken en re-integratie organisaties?
  7. En dat dit ook geldt voor werknemers, ondernemingsraden en vakbonden? Zo nee, waarom niet?
  8. We nemen aan dat zowel de cliëntenraad participatiewet als ook de onafhankelijke adviesraad Maastricht-Heuvelland in een vroeg stadium en integraal bij de totstandkoming van de visie worden betrokken?
  9. En dat deze adviesraden en andere belangrijke organisaties naar we aannemen, ook uitgenodigd worden voor de excursie op 12 februari 2025? Zo nee, waarom niet?

Hoogachtend,
Jack van Gelooven         

 

Maastricht, 27 november 2024
Ook crisis bij GGD Zuid-Limburg?

“GGD Limburg Noord kan werk nauwelijks meer aan door nijpend tekort aan personeel, dringend extra geld gemeenten nodig”.

Geacht college,

Wij lazen recentelijke in de media (waaronder de Limburger) verontrustende berichten met betrekking tot GGD Limburg Noord. De GGD is onvoldoende in staat zijn wettelijke taken uit te voeren. Om de GGD te redden dienen de desbetreffende 15 gemeenten in midden- en Noord-Limburg, miljoenen te gaan bijbetalen.

Tekort aan personeel en hoge werkdruk
De gezondheidsdienst kampt door gemeentelijke bezuinigingen in de afgelopen jaren met een nijpend tekort aan personeel. Daardoor is er een zeer hoge werkdruk ontstaan. Dat heeft weer een hoog en toenemend ziekteverzuim tot gevolg. De hoge werkdruk leidt er tevens toe dat werknemers bijna geen vrij kunnen nemen en er een stuwmeer aan verlofuren is opgebouwd. Bovendien kampt de GGD met een groot personeelsverloop. In 2023 verliet een op de vijf medewerkers de organisatie.

Piept en kraakt
Het gevolg is dat de gezondheidsdienst het ene gat met het andere moet vullen en aan nieuwe taken helemaal niet toekomt. ‘De omvang van de GGD is zo knellend dat het in de uitvoering van de wettelijke taken piept en kraakt’,

Herstelplan Het management heeft op verzoek van de wethouders een herstelplan in de maak om de GGD weer op sterkte te brengen, waardoor hij zijn taken weer naar behoren uit kan voeren. Er zouden daarvoor ruim veertig man extra personeel aangenomen moeten worden, becijferde de GGD. Om dat te kunnen betalen vraagt de GGD van de gemeenten vanaf 2026 een extra bijdrage van jaarlijks 4,5 miljoen euro. Volgend jaar zou er 2,3 miljoen euro van de gemeenten bij moeten. Het overige benodigde bedrag voor het herstelplan wil het management uit de eigen reserves betalen en via ‘overige financiering’.

Bij de SP is naar aanleiding van het bovenstaande de logische vraag gerezen, hoe gaat het met de GGD in Zuid-Limburg:

  1. Hoe is het gesteld met de GGD in Zuid-Limburg? Spelen daar gelijkaardige problemen als in Midden- en Noord? Indien ja, hoe worden deze op dit moment aangepakt?
  1. Is er in Zuid ook sprake geweest van bezuinigingen die verkeerd uitpakken? Kunt u dat voor ons duiden en verklaren?
  1. Is er in Zuid ook sprake van een crisis en wordt er gewerkt aan een herstelplan of anderszins aan oplossen van dringende problemen?
  1. Zijn er hier dezelfde soort nijpende problemen te zien wat betreft personeelstekorten en werkdruk? Is er in Zuid ook sprake van groter dan normaal ziekteverzuim en definitieve uitstroom van personeel?
  2. Moet er in Zuid ook personeel bij en hoeveel dan?
  3. Is het ook voor de GGD Zuid niet meer mogelijke om de wettelijke taken uit te blijven voeren? Wat zijn daarvan de consequenties?
  1. Wanneer er bij GGD Zuid op dit moment nog geen dringende problemen voorliggen, wat wordt er dan proactief gedaan om die in de toekomst ook te voorkomen?
  1. Wordt er voor de GGD Zuid ook gevraagd om meer financiën in de komende jaren en kunt u ons aangeven over wat voor bedragen het in Zuid zal gaan?

Hoogachtend,
Jack van Gelooven         

 

Maastricht, 5 november 2024
Inkomensdaling en problemen voor mensen met een Wajong uitkering

Geacht College,

De Nationale ombudsman heeft vorig jaar de Tweede Kamer verzocht bij het kabinet aan te dringen op een snelle en structurele oplossing voor de inkomensdaling van burgers met een Wajong-uitkering.

Sinds 2023 komen sommige Wajonggerechtigden niet meer in aanmerking voor kwijtschelding van de lokale belastingen of langdurigheidstoeslag. Het is een onbedoeld effect van wijzigingen in wet- en regelgeving. Met grote gevolgen voor deze burgers: ze hebben in één keer honderden euro's per jaar minder te besteden. Mensen komen terecht onder bijstandsniveau en schulden liggen snel op de loer.

Ondanks mogelijke kwijtschelding wordt van deze mensen verwacht dat ze ‘vooruit’ betalen. Ze kunnen daarna weliswaar bezwaar indienen, maar ook dat proces verloopt niet gemakkelijk en mensen komen in de knel te zitten. Als mensen de weg niet goed kennen of geen adequate hulp daarbij krijgen en duidelijke informatie vanuit gemeentes,  kunnen er veel problemen ontstaan.

Het probleem wordt veroorzaakt door een combinatie van wijzigingen in het wettelijk minimumloon en de bijstandsnorm. Wajonggerechtigden hebben daardoor een hoger inkomen. Zij komen nu niet meer in aanmerking voor (geautomatiseerde) kwijtschelding van lokale belastingen. Het probleem speelt vermoedelijk breder, ook sommige burgers met een WIA- en een WAO-uitkering kunnen hierdoor geraakt zijn.

Dit onbedoelde effect is echt onwenselijk. Het gaat om burgers die op of rond het sociaal minimum leven en daarom in een kwetsbare positie zitten. We weten al een hele tijd dat het sociaal minimum niet toereikend is en nu heeft deze groep geen ruimte om financiële buffers op te bouwen. De impact is groot, het zorgt voor financiële onzekerheid en stress. Dit is alweer een voorbeeld van kwetsbare burgers die de dupe worden van onbedoelde effecten van wijzigingen in wet- en regelgeving. Het kabinet moet met een oplossing komen. Hoe gaan we mensen concreet helpen?

Een uiteindelijke oplossing zou gepland zijn voor 2025, maar wat doen nu anno 2024 dan voor die gedupeerde mensen?

Hoe is het gesteld met het aanpakken van dit probleem in onze stad Maastricht?

  1. Is de gemeente bekend met deze problematiek en wordt erover gecommuniceerd met betrokken inwoners? 
  2. Kent de gemeente het advies/verzoek van de VNG met betrekking tot deze problematiek? Wordt dit ook opgevolgd?  
  3. Hoe gaat de gemeente vandaag te dag om met dergelijke casussen?  
  4. Worden mensen die het betreft, en die een aanvraag tot kwijtschelding kunnen doen, hierover door de gemeente proactief geïnformeerd? Zo ja hoe dan? Zo nee, waarom niet?  
  5. Waarom is de inkomensgrens voor de kwijtschelding naar beneden bijgesteld van 120 naar 100 procent van de bijstandsnorm? Dit in het licht van het feit dat alles duurder wordt?  
  6. Zijn inwoners die het betreft hierover ook geïnformeerd?  Zo ja hoe dan? Zo nee, waarom niet?  
  7. Waarom liggen de vermogensgrenzen voor kwijtschelding gemeentelijke belastingen in Maastricht lager dan in andere (Limburgse gemeenten?
  1. Wat kan de gemeente zelf doen aan deze onbedoelde frictie tussen systeemwereld en leefwereld? Zo ja, wat dan?  Zo nee, waarom niet? 
  2. Het gebeurt wel vaker dat UWV-regelgeving en gemeentelijke regelgeving elkaar bijt. Hoe gaat de gemeente om met casussen waarbij dit het geval is?
  3. Worden betrokken mensen in Maastricht financieel geholpen of gecompenseerd, mochten ze door de boven beschreven problematiek in de problemen komen?  

Hoogachtend
Jack van Gelooven

 

Maastricht, 28 oktober 2024
Schriftelijke vragen SP over compensatie voor overheidsfouten bestaansminimum.

Geacht college,
In 2023 werd er melding gemaakt van een overheidsfout die duizenden gezinnen in het land getroffen heeft. Door deze fout zijn mensen qua inkomen onder het bestaansminimum terechtgekomen. Gemeenten kunnen actie ondernemen. Echter werd er al snel geconcludeerd dat
veel gemeenten deze mensen niet actief opsporen om ze te informeren en de zaak op te lossen c.q. te zorgen voor compensatie. Ook de geboden hulp van de Belastingdienst grijpen lang niet alle gemeenten aan. De compensatie van die gezinnen die in armoede leven door een overheidsfout, verloopt dus uiterst stroef. Gemeenten vinden het ingewikkeld en tijdrovend. De landelijke overheid kan gemeenten helpen
door lokale lijsten ter beschikking te stellen van mogelijke gedupeerden, maar lang niet alle gemeenten gaan op dat aanbod in en vragen de lijsten van potentiële slachtoffers aan. De fout betreft ongeveer 6.400 huishoudens. Zij leven onder het bestaansminimum doordat de regels rond
uitkeringen, toeslagen en belastingen elkaar onbedoeld in de weg zitten.
Het probleem is al sinds 2016 bekend en maakte de ombudsman er melding van, maar pas begin vorig jaar kondigde het kabinet aan actie te ondernemen, na een artikel in NRC en Kamervragen.
Het probleem ontstaat bij ‘eenverdieners’: stellen van wie één partner eigen inkomen heeft. In dit geval is dat vaak een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV. Die uitkering is netto hoog genoeg, maar de gedupeerden krijgen minder toeslagen dan de bedoeling is. Hun bruto-inkomen
wordt als gevolg van zeer specifieke belastingregels namelijk veel te hoog, waardoor zij toeslagen moeten terugbetalen. De meeste gedupeerden komen hierdoor honderden euro’s per jaar onder het minimum, sommige meer dan 1.000 euro. Dus toenemende kans op armoede en schulden.

Een definitieve oplossing komt op zijn vroegst in 2028. Dan hoopt de belastingdienst automatisch het juiste toeslagenbedrag te kunnen uitkeren aan de gedupeerden. Tot die tijd moeten gemeenten deze gezinnen opsporen en, ieder jaar opnieuw, hun inkomensgat repareren. De meeste gemeenten zijn daar nog niet of nauwelijks mee begonnen. Wat is de status in onze stad?

Problematische schulden
Ook voormalig minister Carola Schouten (Armoedebeleid, ChristenUnie) riep gemeenten op de lijst alsnog aan te vragen. „Het gaat om mensen die onder het sociaal minimum leven doordat ónze regelingen tegen elkaar inwerken”, zegt ze. „Ze krijgen niet waar ze recht op hebben: dat is al reden
genoeg om hen te willen helpen.” Door hun lage inkomen is de kans ook groot dat zij in de schulden komen. „Dus los van het morele punt”, zei Schouten, is het voor gemeenten ook praktischer om gedupeerden zo snel mogelijk te helpen. „Uiteindelijk komen ze toch een keer aan je balie en dan kunnen de problemen groter zijn.” 

Vanaf 2025 jaar moest de jaarlijkse compensatie makkelijker worden voor gemeenten. Een nieuwe wet zou hen dan de mogelijkheid geven om alle gedupeerden hetzelfde, hoge compensatiebedrag te geven, ongeacht hun werkelijke schade. Dat scheelt ambtenaren veel werk: nu moeten zij voor ieder slachtoffer een complexe berekening maken. Maar er waren tegenvallers. De lijsten van de Belastingdienst zijn minder bruikbaar dan gehoopt. Dat komt doordat ze gebaseerd zijn op voorlopige inkomensgegevens van een vorig jaar.

Dat zou niet erg zijn als de groep gedupeerden jarenlang dezelfde blijft. Maar dat is niet zo, blijkt uit nieuwe analyses. In twee jaar tijd is ongeveer een derde tot de helft van de groep vernieuwd. Meer moeite doen Dat is slecht nieuws voor gemeenten. Als zij álle slachtoffers willen helpen, hebben ze niet genoeg aan de lijst. De rest zullen zij moeten opsporen. Makkelijk is dat niet want de doelgroep heeft meestal geen idee dat ze in deze situatie zitten en recht hebben op meer.” Het gebeurt daarom vrijwel nooit dat gedupeerden zichzelf komen melden. Gemeenten zouden een communicatie-actie kunnen opzetten. „Maar ook dan is de vraag of mensen zich aangesproken voelen.”

Gemeenten kunnen ook maatschappelijke organisaties vragen om alert te zijn op dit probleem. Dat is nuttig, maar de kwestie is zó ingewikkeld: „Je kunt niet van alle maatschappelijk werkers, en zeker niet van vrijwilligers, verwachten dat zij dat helemaal begrijpen en herkennen als ze het
tegenkomen.” Tot de definitieve oplossing in 2028 zal het moeilijk blijven om alle slachtoffers te compenseren.

Wij komen vervolgens tot de volgende vragen:
1. Heeft het college kennisgenomen van het bovenstaande beschreven probleem, de fout in het systeem waardoor inwoners onterecht gekort worden op regelingen? Zo ja, wat werd er in de tussentijd gedaan om het op te lossen voor mogelijke slachtoffers in onze stad? Zo nee, waarom niet? Gaat u dan alsnog en zo spoedig mogelijk actie ondernemen om het probleem in kaart en brengen? 

2. Zijn er in Maastricht gedupeerden van de overheidsfout en hoeveel mensen hebben we dan in beeld?

3. Is het college het met de SP eens dat deze mensen zo snel als mogelijk gecompenseerd en geholpen dienen te worden als dat nog niet gebeurd is in de tussentijd?

4. Denkt u dat er nog meer mensen in de problemen zijn gekomen die niet op de radar staan? Kunt u een inschatting maken van het aantal en hoe denkt u deze groep alsnog te bereiken?

5. Heeft u contact gelegd met potentiële gedupeerden om e.e.a. te adresseren en mogelijk op te lossen? Heeft u actief geprobeerd gedupeerde mensen op te sporen en te helpen?

6. Heeft het college gebruik gemaakt van de aangeboden hulp van het rijk en de belastingdienst, zo ja heeft dat geleid tot opsporing van slachtoffers en werden die adequaat geholpen in de tussentijd?

7. Heeft het college er alles aan gedaan om mensen via communicatie, pers en persoonlijke berichten en partners in het veld, op de hoogte te stellen van een mogelijke overheidsfout die hersteld zou kunnen worden? Kan het college ons aangeven wat er precies op het gebied van communicatie heeft plaatsgevonden? Wat was het concrete resultaat? 

8. Heeft het college contact met andere relevante organisaties die een oplossende of signalerende rol zouden kunnen spelen in dit dossier? 

9. Op welke wijze is het college van plan deze inwoners te compenseren? 

10. Hoe gaat het college om met eventueel ontstane schulden door de fout die is gemaakt door de overheid?

Jack van Gelooven
Fractievoorzitter SP

Maastricht, 22 november 2024
Schriftelijke vragen SP-werving nieuw personeel (studenten) voor gemeente Maastricht

Geacht college,

Geïnspireerd door een artikel uit de Limburger over studenten uit onze regio die na hun studie hier potentieel aan het werk zouden kunnen gaan en constaterende dat de gemeente Maastricht kampt met personeelstekorten, structureel aanzienlijke bedragen besteedt aan externe inhuur en studenten meer wil binden aan de stad, zijn er bij de SP-fractie de volgende vragen gerezen:

  1. Wat doet de gemeente Maastricht op dit moment in proactieve zin om studenten en afstudeerders te werven voor de gemeentelijke organisatie?
  2. Werkt de gemeente Maastricht samen met het Vista College, Zuyd Hogeschool en de Universiteit van Maastricht om personeel c.q. talent te interesseren en te werven?
  3. Is er afstemming met deze instituten over potentiële banen binnen de gemeente en wordt er voorlichting gegeven aan studenten over mogelijkheden, carrièrekansen en eventuele vacante functies binnen de gemeentelijke organisatie?
  4. Zijn er bijvoorbeeld open dagen, meeloop dagen en/of op regionale studenten gerichte vacaturesite(s)?
  5. In hoeverre biedt de gemeente Maastricht stageplekken en eventuele traineeships aan?
  6. Hoeveel stage- en traineeshipplekken worden er ter beschikking gesteld en is er iets te zeggen over het aantal studenten dat daarna in dienst gaat met een al dan niet tijdelijk contract?
  7. Is er een vergoeding/compensatie voor stagairs en/of trainees om stageplekken en traineeships extra aantrekkelijk te maken?

Hoogachtend,

Jack van Gelooven                  Fractievoorzitter SP

Youri van Mullem                   Burgerraadslid SP

Maastricht, 21 november 2024
Schriftelijke vragen SP n.a.v. de ingezonden brief van Milieudefensie Maastricht

Geacht college,

Milieudefensie stuurde recentelijk, namelijk op 30 oktober jl. een zeer uitgebreid en kritisch stuk aan het college en de raad van Maastricht. En dat was in het kader van onze lokale milieuproblematiek, ook niet de eerste keer. Naar wij weten is daarop tot heden geen reactie geweest, of zelfs maar een bevestiging van ontvangst, door het college. Gezien het grote belang van het onderwerp voor welbevinden en gezondheid van onze inwoners, willen wij als SP Fractie daarover een aantal vragen stellen.

  1. Klopt het dat het college niet gereageerd heeft op zowel de eerste brief van Milieudefensie van 13 mei als op de tweede brief op 30 oktober dit jaar?
    1. Zo ja, kan het college toelichten waarom zij tot op heden niet gereageerd heeft op het bericht van Milieudefensie Maastricht?
  2. Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat, ondanks eventuele verschillen van mening en inzichten, het kwalijk is om niet te reageren op belangrijke maatschappelijke organisaties op het moment dat zij zich met hun inhoudelijke expertise mengen in het publiek debat?
  3. Is het college alsnog bereid om te reageren op Milieudefensie Maastricht? En hoe bent u van plan dit te doen?

Milieudefensie Maastricht stelt in haar ingezonden stuk dat het besluit van de Gemeente Maastricht om bij nieuwbouw adviesvoorden voor fijnstof te negeren, haaks staat op een onlangs aangenomen Europese Richtlijn over luchtkwaliteitsnormen en haaks op adviezen van GGD.

  1. Heeft de gemeente Maastricht reeds kennisgenomen van deze nieuwe richtlijn?
  2. Kan het college reflecteren op de claim van Milieudefensie Maastricht dat het Maastrichtse beleid haaks staat op deze richtlijn?
  3. Kan het college reflecteren op het feit dat Milieudefensie Maastricht het door de gemeente Maastricht gevoerde beleid onder de aandacht heeft gebracht bij de voorzitter (tevens staatssecretaris openbaar vervoer en milieu) van de stuurgroep van het Schone Lucht Akkoord in de vorm van een melding van geschil met betrekking tot het tekortschietende beleid van de gemeente Maastricht aangaande huisvesting en bescherming van hoog gevoelige groepen in onze stad?

Hoogachtend,

Jack van Gelooven          Fractievoorzitter SP

Sem Bonte                          Burgerlid SP

Maastricht, 19 november 2024
Schriftelijke vragen SP over het WMO-toezichtbeleid

Geacht college,

Naar aanleiding van diverse publicaties over het hier voorliggende thema heeft de SP de volgende vragen:

  1. Hanteert de gemeente Maastricht een WMO-toezichtbeleid en dat openbaar? M.a.w. kunnen we dit ergens inzien?
  2. Functioneren de WMO-toezichthouders in Maastricht onafhankelijk m.a.w. is er geen sprake van zogenaamde functieverstrengeling en is dat formeel vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
  3. Hoeveel rapporten zijn er de afgelopen 3 jaren gemaakt door de toezichthouders van de gemeente Maastricht? Zijn de rapporten in te zien?
  4. Kan het college aangeven wat de meest voorkomende vragen zijn geweest in dit kader en/of de meest urgente problemen die werden gemeld en geconstateerd naar aanleiding van toezicht?
  5. Heeft de gemeente Maastricht in het kader van het toezichtbeleid, mee gewerkt aan het landelijk onderzoek en rapportages hieromtrent van de inspectie gezondheidszorg (IGJ) in 2023? Zo nee, waarom niet?
  6. Welke resultaten van dit onderzoek blijken relevant te zijn voor de Maastrichtse situatie? En wat doet het college eraan om dit op te volgen?

Hoogachtend, 

Jack van Gelooven                  Youri van Mullem
fractievoorzitter SP                Burgerraadslid SP      

Maastricht, 21 november 2024
Schriftelijke vragen SP n.a.v. de ingezonden brief van Milieudefensie Maastricht

Geacht college,

Milieudefensie stuurde recentelijk, namelijk op 30 oktober jl. een zeer uitgebreid en kritisch stuk aan het college en de raad van Maastricht. En dat was in het kader van onze lokale milieuproblematiek, ook niet de eerste keer. Naar wij weten is daarop tot heden geen reactie geweest, of zelfs maar een bevestiging van ontvangst, door het college. Gezien het grote belang van het onderwerp voor welbevinden en gezondheid van onze inwoners, willen wij als SP Fractie daarover een aantal vragen stellen.

  1. Klopt het dat het college niet gereageerd heeft op zowel de eerste brief van Milieudefensie van 13 mei als op de tweede brief op 30 oktober dit jaar?
    Zo ja, kan het college toelichten waarom zij tot op heden niet gereageerd heeft op het bericht van Milieudefensie Maastricht?
  2. Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat, ondanks eventuele verschillen van mening en inzichten, het kwalijk is om niet te reageren op belangrijke maatschappelijke organisaties op het moment dat zij zich met hun inhoudelijke expertise mengen in het publiek debat?
  3. Is het college alsnog bereid om te reageren op Milieudefensie Maastricht? En hoe bent u van plan dit te doen?

Milieudefensie Maastricht stelt in haar ingezonden stuk dat het besluit van de Gemeente Maastricht om bij nieuwbouw adviesvoorden voor fijnstof te negeren, haaks staat op een onlangs aangenomen Europese Richtlijn over luchtkwaliteitsnormen en haaks op adviezen van GGD.

  1. Heeft de gemeente Maastricht reeds kennisgenomen van deze nieuwe richtlijn?
  2. Kan het college reflecteren op de claim van Milieudefensie Maastricht dat het Maastrichtse beleid haaks staat op deze richtlijn?
  3.  Kan het college reflecteren op het feit dat Milieudefensie Maastricht het door de gemeente Maastricht gevoerde beleid onder de aandacht heeft gebracht bij de voorzitter (tevens staatssecretaris openbaar vervoer en milieu) van de stuurgroep van het Schone Lucht Akkoord in de vorm van een melding van geschil met betrekking tot het tekortschietende beleid van de gemeente Maastricht aangaande huisvesting en bescherming van hoog gevoelige groepen in onze stad?

Maastricht, 19 november 2024

Schriftelijke vragen SP over het WMO-toezichtbeleid

Geacht college,

Naar aanleiding van diverse publicaties over het hier voorliggende thema heeft de SP de volgende vragen:

  1. Hanteert de gemeente Maastricht een WMO-toezichtbeleid en dat openbaar? M.a.w. kunnen we dit ergens inzien? 
  2. Functioneren de WMO-toezichthouders in Maastricht onafhankelijk m.a.w. is er geen sprake van zogenaamde functieverstrengeling en is dat formeel vastgelegd? Zo nee, waarom niet?
  3. Hoeveel rapporten zijn er de afgelopen 3 jaren gemaakt door de toezichthouders van de gemeente Maastricht? Zijn de rapporten in te zien?
  4. Kan het college aangeven wat de meest voorkomende vragen zijn geweest in dit kader en/of de meest urgente problemen die werden gemeld en geconstateerd naar aanleiding van toezicht?
  5. Heeft de gemeente Maastricht in het kader van het toezichtbeleid, mee gewerkt aan het landelijk onderzoek en rapportages hieromtrent van de inspectie gezondheidszorg (IGJ) in 2023? Zo nee, waarom niet?
  6. Welke resultaten van dit onderzoek blijken relevant te zijn voor de Maastrichtse situatie? En wat doet het college eraan om dit op te volgen?

Maastricht 5 november 2024

Schriftelijke vragen over inkomensdaling wajongers

Geacht college,

De Nationale ombudsman heeft vorig jaar de Tweede Kamer verzocht bij het kabinet aan te dringen op een snelle en structurele oplossing voor de inkomensdaling van burgers met een Wajong-uitkering.

Sinds 2023 komen sommige Wajonggerechtigden niet meer in aanmerking voor kwijtschelding van de lokale belastingen of langdurigheidstoeslag. Het is een onbedoeld effect van wijzigingen in wet- en regelgeving. Met grote gevolgen voor deze burgers: ze hebben in één keer honderden euro's per jaar minder te besteden. Mensen komen terecht onder bijstandsniveau en schulden liggen snel op de loer.

Ondanks mogelijke kwijtschelding wordt van deze mensen verwacht dat ze ‘vooruit’ betalen. Ze kunnen daarna weliswaar bezwaar indienen, maar ook dat proces verloopt niet gemakkelijk en mensen komen in de knel te zitten. Als mensen de weg niet goed kennen of geen adequate hulp daarbij krijgen en duidelijke informatie vanuit gemeentes,  kunnen er veel problemen ontstaan.

Het probleem wordt veroorzaakt door een combinatie van wijzigingen in het wettelijk minimumloon en de bijstandsnorm. Wajonggerechtigden hebben daardoor een hoger inkomen. Zij komen nu niet meer in aanmerking voor (geautomatiseerde) kwijtschelding van lokale belastingen. Het probleem speelt vermoedelijk breder, ook sommige burgers met een WIA- en een WAO-uitkering kunnen hierdoor geraakt zijn.

Dit onbedoelde effect is echt onwenselijk. Het gaat om burgers die op of rond het sociaal minimum leven en daarom in een kwetsbare positie zitten. We weten al een hele tijd dat het sociaal minimum niet toereikend is en nu heeft deze groep geen ruimte om financiële buffers op te bouwen. De impact is groot, het zorgt voor financiële onzekerheid en stress. Dit is alweer een voorbeeld van kwetsbare burgers die de dupe worden van onbedoelde effecten van wijzigingen in wet- en regelgeving. Het kabinet moet met een oplossing komen. Hoe gaan we mensen concreet helpen?

Een uiteindelijke oplossing zou gepland zijn voor 2025, maar wat doen nu anno 2024 dan voor die gedupeerde mensen? Hoe is het gesteld met het aanpakken van dit probleem in onze stad Maastricht?

  1. Is de gemeente bekend met deze problematiek en wordt erover gecommuniceerd met betrokken inwoners?  
  2. Kent de gemeente het advies/verzoek van de VNG met betrekking tot deze problematiek? Wordt dit ook opgevolgd?  
  3. Hoe gaat de gemeente vandaag te dag om met dergelijke casussen?  
  4. Worden mensen die het betreft, en die een aanvraag tot kwijtschelding kunnen doen, hierover door de gemeente proactief geïnformeerd? Zo ja hoe dan? Zo nee, waarom niet?  
  5. Waarom is de inkomensgrens voor de kwijtschelding naar beneden bijgesteld van 120 naar 100 procent van de bijstandsnorm? Dit in het licht van het feit dat alles duurder wordt?  
  6. Zijn inwoners die het betreft hierover ook geïnformeerd?  Zo ja hoe dan? Zo nee, waarom niet?  
  7. Waarom liggen de vermogensgrenzen voor kwijtschelding gemeentelijke belastingen in Maastricht lager dan in andere (Limburgse gemeenten?
  8. Wat kan de gemeente zelf doen aan deze onbedoelde frictie tussen systeemwereld en leefwereld? Zo ja, wat dan?  Zo nee, waarom niet?  
  9. Het gebeurt wel vaker dat UWV-regelgeving en gemeentelijke regelgeving elkaar bijt. Hoe gaat de gemeente om met casussen waarbij dit het geval is?  
  10. Worden betrokken mensen in Maastricht financieel geholpen of gecompenseerd, mochten ze door de boven beschreven problematiek in de problemen komen?

Maastricht, 28 oktober 2024

Schriftelijke vragen over compensatie voor overheidsfouten bestaansminimum.

Geacht college,

In 2023 werd er melding gemaakt van een overheidsfout die duizenden gezinnen in het land getroffen heeft. Door deze fout zijn mensen qua inkomen onder het bestaansminimum terechtgekomen. Gemeenten kunnen actie ondernemen. Echter werd er al snel geconcludeerd dat veel gemeenten deze mensen niet actief opsporen om ze te informeren en de zaak op te lossen c.q. te zorgen voor compensatie. Ook de geboden hulp van de Belastingdienst grijpen lang niet alle gemeenten aan. De compensatie van die gezinnen die in armoede leven door een overheidsfout, verloopt dus uiterst stroef. Gemeenten vinden het ingewikkeld en tijdrovend. De landelijke overheid kan gemeenten helpen door lokale lijsten ter beschikking te stellen van mogelijke gedupeerden, maar lang niet alle gemeenten gaan op dat aanbod in en vragen de lijsten van potentiële slachtoffers aan.

De fout betreft ongeveer 6.400 huishoudens. Zij leven onder het bestaansminimum doordat de regels rond uitkeringen, toeslagen en belastingen elkaar onbedoeld in de weg zitten. Het probleem is al sinds 2016 bekend en maakte de ombudsman er melding van, maar pas begin vorig jaar kondigde het kabinet aan actie te ondernemen, na een artikel in NRC en Kamervragen.

Het probleem ontstaat bij ‘eenverdieners’: stellen van wie één partner eigen inkomen heeft. In dit geval is dat vaak een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het UWV. Die uitkering is netto hoog genoeg, maar de gedupeerden krijgen minder toeslagen dan de bedoeling is. Hun bruto-inkomen wordt als gevolg van zeer specifieke belastingregels namelijk veel te hoog, waardoor zij toeslagen moeten terugbetalen. De meeste gedupeerden komen hierdoor honderden euro’s per jaar onder het minimum, sommige meer dan 1.000 euro. Dus toenemende kans op armoede en schulden. 2 Een definitieve oplossing komt op zijn vroegst in 2028. Dan hoopt de belastingdienst automatisch het juiste toeslagenbedrag te kunnen uitkeren aan de gedupeerden.

Tot die tijd moeten gemeenten deze gezinnen opsporen en, ieder jaar opnieuw, hun inkomensgat repareren. De meeste gemeenten zijn daar nog niet of nauwelijks mee begonnen.

Wat is de status in onze stad?

Problematische schulden Ook voormalig minister Carola Schouten (Armoedebeleid, ChristenUnie) riep gemeenten op de lijst alsnog aan te vragen. „Het gaat om mensen die onder het sociaal minimum leven doordat ónze regelingen tegen elkaar inwerken”, zegt ze. „Ze krijgen niet waar ze recht op hebben: dat is al reden genoeg om hen te willen helpen.” Door hun lage inkomen is de kans ook groot dat zij in de schulden komen. „Dus los van het morele punt”, zei Schouten, is het voor gemeenten ook praktischer om gedupeerden zo snel mogelijk te helpen. „Uiteindelijk komen ze toch een keer aan je balie en dan kunnen de problemen groter zijn.” Vanaf 2025 jaar moest de jaarlijkse compensatie makkelijker worden voor gemeenten. Een nieuwe wet zou hen dan de mogelijkheid geven om alle gedupeerden hetzelfde, hoge compensatiebedrag te geven, ongeacht hun werkelijke schade. Dat scheelt ambtenaren veel werk: nu moeten zij voor ieder slachtoffer een complexe berekening maken. Maar er waren tegenvallers. De lijsten van de Belastingdienst zijn minder bruikbaar dan gehoopt. Dat komt doordat ze gebaseerd zijn op voorlopige inkomensgegevens van een vorig jaar. Dat zou niet erg zijn als de groep gedupeerden jarenlang dezelfde blijft. Maar dat is niet zo, blijkt uit nieuwe analyses. In twee jaar tijd is ongeveer een derde tot de helft van de groep vernieuwd. Meer moeite doen dat is slecht nieuws voor gemeenten. Als zij álle slachtoffers willen helpen, hebben ze niet genoeg aan de lijst. De rest zullen zij moeten opsporen. Makkelijk is dat niet want de doelgroep heeft meestal geen idee dat ze in deze situatie zitten en recht hebben op meer.” Het gebeurt daarom vrijwel nooit dat gedupeerden zichzelf komen melden. Gemeenten zouden een communicatie-actie kunnen opzetten. „Maar ook dan is de vraag of mensen zich aangesproken voelen.” Gemeenten kunnen ook maatschappelijke organisaties vragen om alert te zijn op dit probleem. Dat is nuttig, maar de kwestie is zó ingewikkeld: „Je kunt niet van alle maatschappelijk werkers, en zeker niet van vrijwilligers, verwachten dat zij dat helemaal begrijpen en herkennen als ze het tegenkomen.”

Tot de definitieve oplossing in 2028 zal het moeilijk blijven om alle slachtoffers te compenseren.

Wij komen vervolgens tot de volgende vragen. 1. Heeft het college kennisgenomen van het bovenstaande beschreven probleem, de fout in het systeem waardoor inwoners onterecht gekort worden op regelingen? Zo ja, wat werd er in de tussentijd gedaan om het op te lossen voor mogelijke slachtoffers in onze stad? Zo nee, waarom niet? Gaat u dan alsnog en zo spoedig mogelijk actie ondernemen om het probleem in kaart en brengen?

2. Zijn er in Maastricht gedupeerden van de overheidsfout en hoeveel mensen hebben we dan in beeld?

3. Is het college het met de SP eens dat deze mensen zo snel als mogelijk gecompenseerd en geholpen dienen te worden als dat nog niet gebeurd is in de tussentijd?

4. Denkt u dat er nog meer mensen in de problemen zijn gekomen die niet op de radar staan? Kunt u een inschatting maken van het aantal en hoe denkt u deze groep alsnog te bereiken?

5. Heeft u contact gelegd met potentiële gedupeerden om e.e.a. te adresseren en mogelijk op te lossen? Heeft u actief geprobeerd gedupeerde mensen op te sporen en te helpen?

6. Heeft het college gebruik gemaakt van de aangeboden hulp van het rijk en de belastingdienst, zo ja heeft dat geleid tot opsporing van slachtoffers en werden die adequaat geholpen in de tussentijd?

7. Heeft het college er alles aan gedaan om mensen via communicatie, pers en persoonlijke berichten en partners in het veld, op de hoogte te stellen van een mogelijke overheidsfout die hersteld zou kunnen worden? Kan het college ons aangeven wat er precies op het gebied van communicatie heeft plaatsgevonden? Wat was het concrete resultaat?

8. Heeft het college contact met andere relevante organisaties die een oplossende of signalerende rol zouden kunnen spelen in dit dossier?

9. Op welke wijze is het college van plan deze inwoners te compenseren?

10. Hoe gaat het college om met eventueel ontstane schulden door de fout die is gemaakt door de overheid?

Hoogachtend, Jack van Gelooven Fractievoorzitter SP

Maastricht, 25 oktober 2024 

Schriftelijke vragen van SP inzake de uitstoot van kwikverbindingen (als Hg) door de Koninklijke Mosa BV Wandtegelfabriek aan de Meerssenerweg 358 te Maastricht.

Geacht college,

Sinds 2016 rust er een zogenoemde een zogenoemde minimalisatieverplichting op bedrijven die activiteiten ontplooien die schade aan de leefomgeving en de volksgezondheid kunnen toebrengen. De verplichting om Zeer Zorgwekkende Stoffen (ZZS) te minimaliseren, komt voort uit de zorgplicht zoals omschreven in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Deze zorgplicht geldt voor bedrijven en activiteiten die melding plichtig of vergunning plichtig zijn. Door de introductie van de minimalisatieverplichting, hoopte de rijksoverheid een stevige vermindering van de uitstoot van schadelijke stoffen te bewerkstelligen. Artikel 2.11 van het Bal legt uit dat iedereen die een activiteit uitvoert die schadelijk kan zijn voor het milieu (zoals bedrijven) alle nodige maatregelen moet nemen om schadelijke effecten te voorkomen. Als het niet mogelijk is om deze effecten volledig te voorkomen, moet het bedrijf de schade zo veel mogelijk beperken of herstellen. Deze plicht geldt voor alle stoffen, inclusief ZZS, zoals emissies, afval, producten of bestrijdingsmiddelen die deze stoffen bevatten. In de tweede en derde alinea van artikel 2.11 wordt verduidelijkt hoe bedrijven de schade zoveel mogelijk moeten beperken. Dit houdt in dat ze de beste beschikbare technieken moeten gebruiken, alle passende maatregelen moeten nemen om milieuvervuiling te voorkomen, maatregelen moeten nemen om de gezondheid te beschermen, en geen significante vervuiling mogen veroorzaken.

Volgens Kenniscentrum InfoMil, het centraal informatiepunt voor wet- en regelgeving binnen het omgevingsdomein, is kwik ‘een gevaarlijke stof die uit het milieu moet verdwijnen’ en wordt er wereldwijd via verdragen en wetgeving naar gestreefd om ‘het gebruik te beperken, de uitstoot te verminderen en de stof permanent veilig op te slaan’. Kwik is een zwaar metaal dat volgens InfoMil al in lage doseringen toxisch is. De stof tast voornamelijk het zenuwstelsel en de nieren aan, en is extra schadelijk voor zwangere vrouwen en hun ongeboren kinderen, wat maakt dat de uitstoot van kwik op korte termijn tot een absoluut minimum beperkt moet worden, zeker in de bebouwde omgeving.

Echter, uit een onderzoek van RTL4 dat op 25 oktober 2024 verscheen, en uit de bedrijfsrapportages in het emissieregister van de rijksoverheid, blijkt dat uitstoot van kwikverbindingen (als Hg) door de Koninklijke Mosa BV Wandtegelfabriek in Maastricht tussen 2015 en 2022 niet is afgenomen, maar juist is toegenomen van 2,3 kilogram naar 6,2 kilogram. Wat daarbij extra verontrustend is, is dat de fabriek van de Koninklijke Mosa zo ongeveer middenin onze stad gelegen is en praktisch middenin een woonwijk ligt. Ook worden er in de nabije omgeving, te weten op het oude terrein van Mosa Porselein aan de andere kant van de Meerssenerweg, op korte termijn nog eens 245 wooneenheden bijgebouwd. Deze verontrustende informatie heeft bij onze fractie de volgende vragen doen rijzen:

1. Is het college op de hoogte van de minimalisatieverplichting die sinds 2016 rust op bedrijven zoals de Koninklijke Mosa BV, die activiteiten uitvoeren die schadelijk kunnen zijn voor de leefomgeving en volksgezondheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, is er inzicht in de manier waarop de Koninklijke Mosa BV aan deze verplichting voldoet? Zo ja, zou de raad daarvan een overzicht mogen ontvangen?

2. Welke stappen heeft het college tot op heden ondernomen om te controleren of de Koninklijke Mosa BV gebruikmaakt van de ‘beste beschikbare technieken’ en alle mogelijke maatregelen treft om milieuvervuiling te voorkomen, zoals vereist door artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal)? Mocht uw college geen stappen hebben ondernomen, waarom niet?

3. Hoe is volgens uw college te verklaren dat de kwikuitstoot van de Koninklijke Mosa BV Wandtegelfabriek in Maastricht tussen 2015 en 2022 niet is afgenomen, maar juist is gestegen van 2,3 kilogram naar 6,2 kilogram?

4. Kan het college toelichten welke controlemechanismen momenteel bestaan om naleving van de zorgplicht en minimalisatieverplichting door vergunning plichtige en melding plichtige bedrijven in Maastricht te waarborgen, met specifieke aandacht voor ZZS zoals kwik?

5. Heeft de gemeente Maastricht, eventueel in samenwerking met andere overheidsinstanties, actie ondernomen om deze toename van kwikuitstoot te onderzoeken? Zo ja, wat waren de bevindingen en eventuele consequenties voor de bedrijfsvoering van de Koninklijke Mosa BV? Zo nee, waarom niet?

6. Is het college het met onze fractie eens dat het extra zorgelijk is dat deze uitstoot plaatsvindt in een dichtbevolkte stedelijke omgeving, waar kwetsbare groepen zoals kinderen en zwangere vrouwen aan de schadelijke effecten van kwik kunnen worden blootgesteld? Zo ja, is de gemeente inmiddels in gesprek met de Koninklijke Mosa? Zo nee, waarom niet?

7. Op welke wijze informeert het college de omwonenden van de Koninklijke Mosa BV Wandtegelfabriek over de risico’s van de verhoogde kwikuitstoot en de stappen die worden ondernomen om de uitstoot terug te dringen?

8. Hoe kijkt het college naar de ontwikkelingen rondom de geplande bouw van 245 nieuwe wooneenheden in de directe nabijheid van de Koninklijke Mosa BV Wandtegelfabriek, gelet op de verhoogde kwikuitstoot? Welke maatregelen overweegt het college in het kader van die herontwikkeling om de gezondheid van toekomstige bewoners te waarborgen?

9. Ziet het college mogelijkheden om de eisen omtrent minimalisatieverplichting en zorgplicht strenger te handhaven voor bedrijven die zich binnen of nabij woonwijken in onze gemeente bevinden, en overweegt het college hiervoor aanvullende beleidsmaatregelen te ontwikkelen?

Hoogachtend, Stephanie Blom Raadslid SP

 

Maastricht, 16 oktober 2024

Diverse korte technische vragen: 

Formuleringen RIB onderwijsachterstanden

Hoi, ik wil graag het volgende verzoek doen: De hele RIB is moeilijk geformuleerd.  Dus een eenvoudige versie zou welk zijn. Zo ook specifiek de alinea: Wat is gerealiseerd?  

Leg dit a.u.b. uit. Wat zijn de zware groepen precies? Wat betekend vanaf 60 %? Wat is extra financiering en hoeveel extra is dat dan en extra boven op wat, wordt hier bedoelt? En waarom is dit een prima idee, wat levert het op voor cliënten, ouders, gemeente, instellingen? 

PS Het zullen voor insiders misschien bekende begrippen zijn en bellen doen rinkelen, maar voor ons is dat niet het geval. Er werd al vaker voorgesteld sommige dingen in een bijlage/leeswijzer of zo te definiëren/omschrjiven

Autoluw Wyck 

We zien in de ingekomen stukken een uitnodiging voor een bijeenkomst in het kader van Autoluw Wyck. In de uitnodiging voor 4 december wordt gesteld dat er een consensus is bereikt binnen de werkgroep. Wethouder Aarts nodigt mensen uit om erover te praten. De uitkomsten van een eerdere uitvraag ronde werden terzijde geschoven toen de 'ondernemers' vragen stelde bij de representativiteit van de deelnemers aan de gesprekken. Er volgde een hernieuwde overlegronde. 

 Wij vragen ons als SP af wat die consensus precies inhoudt? Kan de wethouder ons deze consensus exact beschrijven? Er werd namelijk recentelijk door diezelfde werkgroep geschreven over het weren van fietsen en het uitbreiden van terrassen als een soort uitruil met de beperking van auto's in de wijk. Bovendien afficheerde de werkgroep zich als groep van adviseurs en dat lijkt ons ook niet het geval in de praktijk. Kan de wethouder ons uitleggen wat de waarde is van het gesprek van 4 december. Wanneer bewoners van Wyck die niet betrokken waren bij de 'adviseurs' het niet eens zijn met de consensus, hoe wordt dit dan verder opgepakt? 

Evenementen in Maastricht 2025

Hoi, we hebben een paar korte vragen n.a.v. de informatie aangaande evenementen 2025 in Maastricht. Wat voor ons interessant zou zijn om te weten of het opzet is dat er verschillende namen worden gebruikt voor dezelfde vierkante meters m.b.t. de info over: 

- Gashouder
- Radium
- Stadsweide

Het lijkt een 'handige' omschrijving om het aantal events en de maximale belasting op die plek uit te spreiden over drie 'locaties', die basically dezelfde plek zijn. Met dezelfde omliggende buurten. Of is er hier sprake van een vergissing? En zouden we die graag in de betreffende informatie zien aangepast. 

Verder zien we dat het aantal events op het Richie Backfirepleintje ook doorgroeit. Net als het aantal dagen per event. Wat erop neerkomt dat een wijk als Boschpoort komend voorjaar en zomer nogal wat weekenden te kampen heeft met geluidsoverlast. Kan de betreffende wethouder hierop reflecteren?  Hoe worden de om - en inwoners geïnformeerd en de elk jaar stijgende overlast beperkt? 

Maastricht, 16 oktober 2024

Schriftelijke vragen - Mogelijk afstoten 471 eenheden NV Wonen boven Winkels Maastricht

Geacht college,

De NV Wonen boven Winkels Maastricht (WbWM) werd in 1992 opgericht (p. 171) om leegstaande verdiepingen in de Maastrichtse binnenstad om te vormen tot woningen, vooral voor studenten. Dit initiatief had als doel om verwaarlozing van panden tegen te gaan, het stadscentrum levendiger te maken en studenten betaalbare en huisvesting in de stad te bieden. De gemeente Maastricht, Universiteit Maastricht, en woningcorporatie Woonpunt zijn elk voor een derde aandeelhouder, terwijl de gemeente de volledige financiering verzorgt. Wat onze partij betreft een ontzettend mooi voorbeeld van hoe de gemeente een actieve en sturende (eigenaars)rol kan nemen op het gebied van de volkshuisvesting. Echter, blijkens de begroting voor 2025 (p. 168) is deelname van de gemeente Maastricht in de NV Wonen boven Winkels Maastricht (WbWM) volgens uw college van zowel ‘laag financieel belang’ als van ‘laag beleidsmatig belang’.

1. Kan uw college verduidelijken wanneer volgens haar in algemene zin sprake is van een ‘laag beleidsmatig belang’ en van een ‘laag financieel belang’? In het coalitieakkoord 2022 – 2026 stelt uw college dat een van de ambities voor de middellange termijn, het realiseren van betaalbare, toekomstbestendige en duurzame kamers, appartementen en huizen voor diverse doelgroepen in Maastricht is, hetgeen bereikt moet worden door het voeren van actief woonbeleid (p. 17).

2. Waarom is volgens uw college deelname aan de NV WbWM van ‘laag beleidsmatig belang’, met name in het licht van de door uw college gestelde ambities op het gebied van de realisatie van betaalbare kamers, appartementen en huizen voor diverse doelgroepen?

3. Wat zijn de specifieke redenen waarom de aandeelhouders de 471 panden willen verkopen, buiten de geschetste financiële overwegingen om?

4. Hoe is uw college voornemens ervoor te zorgen dat het afstoten van deze ‘eenheden’ niet leidt tot een tekort aan betaalbare woningen in de binnenstad, vooral voor jongeren en gezinnen met een lager inkomen?

5. Kan uw college garanderen dat de betreffende ‘eenheden’ betaalbaar blijven voor de huidige bewoners als deze worden afgestoten en in particuliere handen vallen, waarschijnlijk als één portefeuille in die van een (buitenlandse) investeerder? Zo ja, op welke wijze is zij voornemens dit te bewerkstelligen? Zo nee, hoe verhoudt dat zich tot de eerder genoemde ambitie uit het coalitieakkoord?

6. Aangezien 14 van deze panden winkels zijn, hoe wordt ervoor gezorgd dat het afstoten van deze panden geen negatieve gevolgen heeft voor met name de kleine ondernemers die afhankelijk zijn van hun (nu nog) betaalbare locatie? 

Maastricht, 14 oktober 2024

Schriftelijke vragen SP over de toekomst van de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening in de gemeente Maastricht.

Geacht college,
Zoals bekend, is Maastricht de afgelopen jaren getuige van een ware leegloop op het gebied van de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening. Zoals pakkend uiteengezet in een artikel in de Nieuwe Ster van 4 oktober jl. sloot eerder dit jaar verpakkingsmiddelenfabrikant Mondi de deuren, waarbij 120 medewerkers hun baan verloren. Ook gaat het al jaren slecht met de papierfabriek van SAPPI, en kondigde glasfabriek O-I eerder deze week aan dat 115 van de 305 medewerkers hun baan verliezen als onderdeel van een reorganisatie. Niet alleen op het gebied van de (maak)industrie staat het er slecht voor, maar ook op het gebied van de (zakelijke) dienstverlening zag Maastricht de afgelopen jaren de nodige grote werkgevers vertrekken naar elders. Zo vervallen er bij het callcenter van Mercedes Benz 380 van de 1300 banen, verplaatste Vodafone het hoofdkantoor naar Utrecht, ging Vesteda naar Amsterdam, en liet de Kamer van Koophandel weten in Roermond te blijven en niet terug te keren naar Maastricht. Tenslotte vertrok Sphinx in 2015, nadat KPN onze stad reeds in 2008 verlaten had. Deze ontwikkelingen doen bij de SP de nodige vragen rijzen over de toekomst van de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening in Maastricht, en de visie van het college daarop. Bovendien vraagt onze fractie zich af of het niet tijd wordt voor een grondige herijking van de industriepolitiek die in onze gemeente wordt gevoerd, voor zover daar überhaupt al sprake van is.

1. Mag de gemeenteraad een uiteenzetting ontvangen van de visie van uw college op gemeentelijke industriepolitiek in algemene zin, en van de huidige industriepolitiek die er door uw college wordt gevoerd in de gemeente Maastricht?

2. Kan de gemeenteraad een overzicht ontvangen welke grote ondernemingen er op het gebied van de (maak)industrie en de zakelijke dienstverlening er momenteel nog aanwezig zijn in Maastricht en in hoeveel banen deze ondernemingen momenteel voorzien?

3. Mag de gemeenteraad ook een overzicht ontvangen van de ondernemingen in de genoemde sectoren die, voor zover bij u reeds bekend, de komende jaren voornemens zijn om te verdwijnen uit Maastricht of te snijden in het personeelsbestand?

4. Zit uw college aan tafel/is zij gesprekspartner bij de nog bestaande (maak)industriële ondernemingen en de zakelijke dienstverleners in onze stad om samen met hen hun toekomst te bespreken? Zo ja, hoe worden deze gesprekken vormgegeven en zet het college daarbij bijvoorbeeld in op de vormgeving van deugdelijke en ruimhartige sociale plannen in het geval van afvloeiing van werknemers? Zo nee, is het college bereid meer regie te nemen bij voorgenomen sluitingen of inkrimping van ondernemingen in de genoemde sectoren? Zo nee, waarom niet?

5. Wordt er buiten de volledige inzet op de toekomstmuziek van de Brightlands Health Campus en de aandacht die er in de marketing van de stad kennelijk geschonken wordt aan creatieve/ambachtelijke makers nog ingezet op andere initiatieven en instrumenten om bedrijvigheid van industriële en dienstverlenende aard naar Maastricht te halen en/of die te behouden voor Maastricht? Zo ja, wat zijn die initiatieven en instrumenten ter aantrekking of behoud?

6. Mocht uw college de mening toegedaan zijn dat er in het Maastricht van nu en de komende decennia nog maar weinig tot geen ruimte meer is voor de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening, welke consequenties heeft dit volgens uw college dan voor de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in onze stad, met name voor praktisch opgeleiden?

 

Maastricht, 14 oktober 2024

Schriftelijke vragen SP over de toekomst van de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening in de gemeente Maastricht.

Geacht college,

Zoals bekend, is Maastricht de afgelopen jaren getuige van een ware leegloop op het gebied van de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening. Zoals pakkend uiteengezet in een artikel in de Nieuwe Ster van 4 oktober jl. sloot eerder dit jaar verpakkingsmiddelenfabrikant Mondi de deuren, waarbij 120 medewerkers hun baan verloren. Ook gaat het al jaren slecht met de papierfabriek van SAPPI, en kondigde glasfabriek O-I eerder deze week aan dat 115 van de 305 medewerkers hun baan verliezen als onderdeel van een reorganisatie. Niet alleen op het gebied van de (maak)industrie staat het er slecht voor, maar ook op het gebied van de (zakelijke) dienstverlening zag Maastricht de afgelopen jaren de nodige grote werkgevers vertrekken naar elders. Zo vervallen er bij het callcenter van Mercedes Benz 380 van de 1300 banen, verplaatste Vodafone het hoofdkantoor naar Utrecht, ging Vesteda naar Amsterdam, en liet de Kamer van Koophandel weten in Roermond te blijven en niet terug te keren naar Maastricht. Tenslotte vertrok Sphinx in 2015, nadat KPN onze stad reeds in 2008 verlaten had. Deze ontwikkelingen doen bij de SP de nodige vragen rijzen over de toekomst van de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening in Maastricht, en de visie van het college daarop. Bovendien vraagt onze fractie zich af of het niet tijd wordt voor een grondige herijking van de industriepolitiek die in onze gemeente wordt gevoerd, voor zover daar überhaupt al sprake van is.

1. Mag de gemeenteraad een uiteenzetting ontvangen van de visie van uw college op gemeentelijke industriepolitiek in algemene zin, en van de huidige industriepolitiek die er door uw college wordt gevoerd in de gemeente Maastricht?

2. Kan de gemeenteraad een overzicht ontvangen welke grote ondernemingen er op het gebied van de (maak)industrie en de zakelijke dienstverlening er momenteel nog aanwezig zijn in Maastricht en in hoeveel banen deze ondernemingen momenteel voorzien?

3. Mag de gemeenteraad ook een overzicht ontvangen van de ondernemingen in de genoemde sectoren die, voor zover bij u reeds bekend, de komende jaren voornemens zijn om te verdwijnen uit Maastricht of te snijden in het personeelsbestand?

4. Zit uw college aan tafel/is zij gesprekspartner bij de nog bestaande (maak)industriële ondernemingen en de zakelijke dienstverleners in onze stad om samen met hen hun toekomst te bespreken? Zo ja, hoe worden deze gesprekken vormgegeven en zet het college daarbij bijvoorbeeld in op de vormgeving van deugdelijke en ruimhartige sociale plannen in het geval van afvloeiing van werknemers? Zo nee, is het college bereid meer regie te nemen bij voorgenomen sluitingen of inkrimping van ondernemingen in de genoemde sectoren? Zo nee, waarom niet?

5. Wordt er buiten de volledige inzet op de toekomstmuziek van de Brightlands Health Campus en de aandacht die er in de marketing van de stad kennelijk geschonken wordt aan creatieve/ambachtelijke makers nog ingezet op andere initiatieven en instrumenten om bedrijvigheid van industriële en dienstverlenende aard naar Maastricht te halen en/of die te behouden voor Maastricht? Zo ja, wat zijn die initiatieven en instrumenten ter aantrekking of behoud?

6. Mocht uw college de mening toegedaan zijn dat er in het Maastricht van nu en de komende decennia nog maar weinig tot geen ruimte meer is voor de (maak)industrie en de (zakelijke) dienstverlening, welke consequenties heeft dit volgens uw college dan voor de werkgelegenheid en de arbeidsmarkt in onze stad, met name voor praktisch opgeleiden?

9 oktober 2024

Schriftelijke vraag SP inzake mogelijkheden tot ontbinding verkoop ‘Palace/Wyck’.

Geacht college,

Door de afmelding van wethouder Bastiaens voor de domeinvergadering Fysiek van 8 oktober 2024, was onze fractie niet in staat de volgende vraag mondeling aan hem te stellen. Om die reden hebben wij ervoor gekozen deze via deze weg schriftelijk in te dienen. Inmiddels is bekend geworden dat we als stad de min in gaan op de grondexploitatie van Palace/Wyck. Dat staat zowel in de begroting, als in de grondexploitatie die onze fractie vorige week heeft ingezien. Dat betekent dat we als stad en als inwoners dus geld gaan toeleggen op de ontwikkeling van een luxehotel waar inmiddels weinigen meer op zit te wachten, en waarvoor we ook nog eens een aantal Maastrichtenaren gaan onteigenen. Zoals reeds eerder door onze fractie naar voren gebracht, bevat het contract tussen de gemeente en de ontwikkelaar een clausule waarin opgenomen is dat als er voor 1 januari 2024 niet gesloopt of ontwikkeld is, beide partijen het contract zonder opgaaf van reden kunnen ontbinden. Op basis van de nieuwe informatie over de negatieve grondexploitatie, wil onze fractie uw college dan ook de volgende vraag voorleggen.

1. Is het college bereid de bovengenoemde clausule in te roepen en de overeenkomst met de ontwikkelaar te ontbinden, daar de stad momenteel geld aan het toeleggen is op de komst van een hotel en wij eigenlijk met zijn allen belastinggeld betalen om mensen te onteigenen? Zo ja, per wanneer mogen wij de ontbinding tegemoetzien? Zo nee, waarom niet?

7 oktober 2024

Schriftelijke vragen over de voorkoming en aanpak van femicide en overig gender-gerelateerd geweld in de gemeente Maastricht.

Geacht college,

Tussen 2017 en 2022 werden er in Nederland 215 vrouwen om het leven gebracht, waarvan er 121 vrouwen gedood werden door hun (ex-)partner. Nog eens 42 van hen werden gedood door een familielid, en 23 van hen door een kennis of vriend(in), waarbij in de laatste categorieën eerwraak en onbeantwoorde liefde vaak het motief waren. Meer lokaal bezien, werden er in Limburg in de periode gelegen tussen 2018 en 2024 minimaal 12 vrouwen gedood door hun (ex)partner. Echter, de totale cijfers ten aanzien van gender-gerelateerd geweld, zoals pogingen tot femicide en stalking, zijn grotendeels onbekend, wat maakt dat het probleem nog vele male groter is dan de hier genoemde cijfers laten zien. Dit type levensdelict is in de wetenschap en de maatschappelijke discussie bekend komen te staan als ‘femicide’, het doden van meisjes en vrouwen omdat zij vrouw zijn. Deze definitie is echter een lastige, aangezien er nog veel discussie over bestaat over de aard en omvang ervan, maar het gaat om delicten waaraan vaak een lange periode van intieme terreur (e.g. stalking, bedreiging, mishandeling, etc.) vooraf gegaan is, en waarbij de dader het veelal niet kan verkroppen dat een vrouw hem verlaat, dreigt te verlaten, of zich niet conformeert aan de gedragsregels die hij voor haar gesteld heeft in hun relatie.

Sinds enkele jaren neemt ook de gemeente Maastricht deel aan het Orange the World-initiatief. Dit is een wereldwijde campagne tegen geweld tegen vrouwen en meisjes, die jaarlijks plaatsvindt van 25 november (de Internationale Dag tegen Geweld tegen Vrouwen) tot 10 december (de Internationale Mensenrechtendag). Ook in onze gemeente worden er in die periode gebouwen oranje uitgelicht, en debatten, demonstraties en tentoonstellingen georganiseerd. Momenteel organiseren onder andere de Soroptimisten Maastricht een expositie en een lezingenreeks over het onderwerp femicide. Kortom, met de publieke aandacht die er ook in Maastricht bij de gemeente en het maatschappelijk middenveld bestaat voor het onderwerp femicide, zit het wel snor. Bij onze fracties zijn echter een aantal vragen gerezen over de systemische en systematische aanpak die er in onze gemeente bestaat ten aanzien van de voorkoming en aanpak van intieme terreur en femicide.

1. Kan uw college de gemeenteraad inzicht verschaffen in hoe de aanpak van femicide en ander gender-gerelateerd geweld er momenteel uit ziet in de gemeente Maastricht, en haar een overzicht doen toekomen van de samenwerkende partners binnen dit dossier? Op 6 juni jl. verscheen het rapport ‘Stop femicide!’ dat een plan van aanpak behelst om dodelijk geweld tegen vrouwen en meisjes door (ex-)partner of familie te voorkomen. In dat rapport wordt een brede aanpak ter voorkoming van femicide geschetst, incluis een lijst van tien prioriteiten voor de aanpak 2024 – 2025.

2. Heeft uw college kennisgenomen van dat nieuwe plan van aanpak en de daarin genoemde tien prioriteiten? Zo ja, op welke wijze is het college voornemens om dit plan van aanpak en de prioriteitenlijst in de gemeente Maastricht te implementeren, en in welke financiering en beleidsinstrumenten vertaalt zich een en ander? Zo nee, waarom niet?

3. Is uw college bereid om, bijvoorbeeld middels de social media-kanalen van de gemeente, in de komende weken en maanden meer aandacht te besteden aan het onderwerp ‘femicide’ en intieme terreur, zodat meisjes en vrouwen beter en directer weten waar zij naartoe kunnen als zij te maken krijgen met gender-gerelateerd geweld? Zo ja, binnen welke termijn mogen wij een dergelijke campagne tegemoetzien en op welke wijze zal deze vorm krijgen? Zo nee, waarom niet?

In Rotterdam wordt reeds sinds september 2023 gewerkt met een apparaatje (AWARE) dat alarm slaat als een stalker of pleger van huiselijk geweld te dichtbij de locatie van het slachtoffer komt. Dit apparaatje staat in contact met de enkelband van een dader. Zodra het onderliggende systeem opmerkt dat beide personen elkaar op minder dan een kilometer naderen, slaat het alarm bij de reclassering. Sinds september 2024 kunnen ook slachtoffers in Noord-Nederland gebruik maken van het apparaatje.

4. Is uw college bekend met het bovengenoemde initiatief? Zo ja, is zij bereid om te onderzoeken of dit ook voor Maastricht en Zuid-Limburg een uitkomst zou kunnen bieden en op korte termijn kan worden geïntroduceerd? Zo ja, op welke termijn mag de gemeenteraad de resultaten daarvan ontvangen? Zo nee, waarom niet?

Op 1 oktober jl. verscheen er een vrij alarmerend rapport van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport met de titel ‘Aanhoudende onveiligheid tijdens het wachten op Veilig Thuis’. Veilig Thuis is momenteel een van de cruciale ketenpartners in de voorkoming en aanpak van intieme terreur en femicide. Hieruit blijkt dat de Veilig Thuis-organisaties het nog steeds nauwelijks lukt om de taken waar wettelijke termijnen voor zijn vastgesteld tijdig uit te voeren. Op basis van deze informatie maakt de inspectie zich ernstige zorgen over de kinderen, gezinnen en huishoudens voor wie niet tijdig een veiligheidsbeoordeling of onderzoek wordt uitgevoerd. Ook zijn de doorlooptijden in de vrouwenopvang (in de volksmond beter bekend als ‘blijf-van’-mijn-lijf-huizen’) landelijk bezien ontzettend lang.

5. Heeft uw college kennisgenomen van de inhoud van dit rapport? Zo ja, welke lessen en consequenties trekt zij daaruit met betrekking tot het functioneren van Veilig Thuis in Limburg en Maastricht? En op welke wijze gaat het college er zorg voor dragen dat een en ander zo snel mogelijk prioriteit krijgt en dat op zeer korte termijn structurele verbeteringen zullen optreden?

6. Kan uw college de gemeenteraad inzicht verschaffen in de huidige doorloop-/wachttijden voor de vrouwenopvang in Maastricht en de raad een verklaring voor die doorloop- /wachttijden doen toekomen, evenals een overzicht van een aantal maatregelen die volgens haar een oplossing zouden kunnen zijn voor deze lange wachttijden?

7. Kan uw college de raad ook informeren over de huidige staat van de huisvesting van de vrouwenopvang in Maastricht? Wat zijn de bouwkundige kwaliteiten daarvan? Hoe ziet de behuizing eruit op het gebied van privacy en relatieve zelfstandigheid van vrouwen en hun eventuele kinderen? Hoeveel opvangplekken zijn er in de bestaande vrouwenopvang? Et cetera

Ingediend namens: D66, SP, PvdD, SPM, GroenLinks, PvdA, LPM, Volt CDA, MVN, MOED en VVD

7 oktober 2024

Schriftelijke vragen SP aangaande misstanden tankreiniging en openbaarheid milieuvergunningen.

Maastricht, 7 oktober 2024 Betreft: Schriftelijke vragen SP aangaande misstanden tankreiniging en openbaarheid milieuvergunningen. Geacht college, Een recentelijk onderzoek van NRC1 en de Limburger2 over zorgwekkende toestanden in de tankreinigingssector omtrent lozingen van zware chemicaliën langs de Maas, heeft bij de SP-Fractie een aantal vragen doen rijzen. Uit het jaarverslag van RIWA-Maas3 blijkt dat in 2023 verschillende stoffen, die door tankreinigingsbedrijven mogen worden geloosd in de Maas, de internationale streefwaarden hebben overschreden bij de drinkwaterinnamepunten. De directeur van RIWA-Maas stelt in de NRC dat de manier waarop dit momenteel vergund is, echt niet kan. ATCN, de branchevereniging voor tankreinigers, maakt zelf een verdeling van honderden chemicaliën in vier categorieën, lopend van ‘minst schadelijk’ tot ‘zeer schadelijk’, en heeft ruim 160 wel degelijk schadelijke chemicaliën gecategoriseerd als ‘minst schadelijk’, zo blijkt uit onderzoek van NRC. 

1. Is er voor de vergunningen die in Maastricht reeds zijn afgegeven aan tankreinigingsbedrijven ook uitgegaan van de juistheid van de stoffenbank van de branchevereniging van tankreinigers ATCN?

2. Kan het college reflecteren op het feit dat volgens het onderzoek van NRC en de Limburger meerdere schadelijke stoffen, waaronder melamine en benzeen, zijn geloosd en dit tot de eerder benoemde overschrijdingen van streefwaardes heeft geleid?

Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat het vergunnen op basis van zelf ingedeelde schadelijkheidscriteria een onwenselijke situatie is omdat hier mogelijk conflicterende belangen spelen? Zo nee, waarom niet?

4. Is de gemeente voornemens bij de afgifte van nieuwe en de herziening van oude vergunningen niet meer alleen voort te bouwen op informatie van bedrijven zelf, maar ook instanties als RIWA-Maas hier in de toekomst bij te betrekken? Uit de lijst met vergunningen en stoffenlijsten die NRC heeft gepubliceerd valt op te maken dat de twee vergunningen voor Maastrichtse bedrijven beide meer dan 20 jaar oud zijn. Ditzelfde geldt voor de beide met NRC gedeelde stoffenlijsten die gehanteerd worden. Volgens de wet dienen watervergunningen voor schadelijke stoffen regelmatig geactualiseerd te worden.

5. Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat er in de twee reeds benoemde voorbeelden geen sprake is van een ‘regelmatige actualisatie’? Zo ja, waarom zijn deze vergunningen voor deze lange periode niet herzien?

6. Heeft de gemeente zicht op het aantal controles dat is uitgevoerd bij Maastrichtse tankreinigingsbedrijven in de afgelopen vijf jaar?

7. Zijn er bij de gemeente gevallen bekend waar bij een controle overtredingen zijn geconstateerd? Zo ja, hebben deze overtredingen geleid tot sancties?

8. Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat een regelmatige controle op bedrijven die chemicaliën mogen lozen naast een rivier waaruit drinkwater geput wordt essentieel is om de natuur en gezondheid van haar inwoners te beschermen?

9. Heeft het college zicht op het aantal bedrijven dat in de gemeente Maastricht mag lozen, maar wiens vigerende vergunning niet is geactualiseerd in de afgelopen tien jaar? In het onderzoek van NRC en de Limburger wordt er door de twee journalisten geconstateerd dat ondanks het feit dat milieuvergunningen volgens de wet openbaar moeten zijn, deze in de praktijk erg moeilijk vindbaar bleken.

In het onderzoek van NRC en de Limburger wordt er door de twee journalisten geconstateerd dat ondanks het feit dat milieuvergunningen volgens de wet openbaar moeten zijn, deze in de praktijk erg moeilijk vindbaar bleken.

10. Binnen welke termijn heeft de gemeente Maastricht de voor dit onderzoek opgevraagde vergunningen aan deze journalisten kunnen overleggen?

11. Voldoet de gemeente Maastricht aan de wettelijke vereisten omtrent transparantie van milieuvergunningen? a. Zo nee, binnen welke termijn denkt de gemeente dit op orde te hebben? De SP-fractie was opgelucht in de reactie van de gemeente Maastricht op het artikel in NRC te lezen dat de gemeente Maastricht erkent dat bij uitgave van de vergunningen nog niet van alle stoffen bekend was hoe schadelijk deze zijn. De gemeente stelt in de reactie op dit onderwerp verder dat de Omgevingsdienst Zuid-Limburg de komende tijd meer middelen zal krijgen om de problematiek.

omtrent de ‘zeer zorgwekkende stoffen’ aan te pakken en dat er momenteel gewerkt wordt aan het opbouwen van kennis op dit onderwerp, en dat zodra deze kennis aanwezig is, de gemeente de vigerende vergunningen opnieuw zal bekijken.

12. Welke concrete stappen is het college bereid te nemen het lozen van deze ‘zeer zorgwekkende stoffen’ te verminderen?

13. Kan de gemeente reeds een tijdsindicatie delen die zij nodig acht voor het ‘opbouwen van kennis’? Zo nee, wat vindt de gemeente een redelijke tijdsindicatie voor het opnieuw bekijken van de vergunningen van deze tankreinigingsbedrijven?

14. Welke extra middelen worden er de komende periode beschikbaar gesteld aan de Omgevingsdienst Zuid-Limburg?

15. Deelt het college de opvatting van de SP-fractie dat een situatie waarin er naar alle schijn (te) hoge concentraties zeer zorgwekkende stoffen langs de Maas worden geloosd grote prioriteit verdient?

16. Is het college bereid de resultaten van de geplande controle van Cleaning Limpens in 2024 te delen via een raadsinformatiebrief? In de begroting van 2024 valt te lezen dat de vaste bijdrage aan de Omgevingsdienst Zuid-Limburg de komende jaren gelijk blijft. De SP-fractie vraagt zich af of een vaste bijdrage elk jaar de juiste manier is een dusdanig belangrijk orgaan dat onze leefomgeving veilig en gezond houdt te financieren. Vooral als dit leidt tot een beperkte mogelijkheid tot controleren. Uit een landelijk rapport9 blijkt dat omgevingsdiensten te klein zijn om kwaliteit en capaciteit op te brengen.

17. Deelt de gemeente de opvatting van de SP-fractie dat de huidige manier van financieren niet toereikend is om een Omgevingsdienst draaiende te houden die de tijd en middelen heeft om daadwerkelijk onze leefomgeving veilig en schoon te houden?

18. Is de gemeente bereid alternatieve vormen van financiering te verkennen die afwijken van het huidige model van outputfinanciering?

Maastricht, 3 oktober 2024

Schriftelijke vragen over Crapuul en het Stokstraatkwartier

Geachte burgemeester,
In 2022 werd het boek Crapuul van Frank Bokern gepubliceerd, dat een ontluisterende kijk in de geschiedenis van het Stokstraatkwartier geeft. Het boek werpt ook een kritische blik op het handelen van het stadsbestuur destijds, in hoe zij met de inwoners van het Stokstraatkwartier is omgegaan. Voor bewoners van het Stokstraatkwartier is de gedwongen verhuizing en de heropvoeding middels de woonscholen een traumatische ervaring geweest, die hen tot vandaag de dag een stigma hebben bezorgd. Onze fracties zijn van mening dat deze gebeurtenissen een wezenlijk onderdeel van de Maastrichtse geschiedenis vormen en wij vinden het daarom belangrijk dat onze gemeente hier aandacht aan besteed. Dit om te reflecteren op het eigen handelen en hier lessen uit te trekken, maar met name om de inwoners van het Stokstraatkwartier, van wie sommigen nog leven, erkenning te geven over het verleden. Onze partijen zullen dit onderwerp agenderen om te bespreken binnen de gemeenteraad en we hebben hierbij ook nog de volgende vragen.

1. Wat heeft de gemeente sinds de publicatie van Crapuul gedaan met dit onderwerp? A. Zijn er gesprekken geweest met de inwoners van het Stokstraatkwartier en/of nabestaanden ervan? Zo nee, bent u bereid hierover in gesprek te gaan? B. Is er contact geweest met de schrijver van het boek? Zo ja, wat kwam hieruit? C. Is het handelen van het stadsbestuur besproken binnen de gemeente? Zo ja, binnen welk gremia?

2. Hoe reflecteert u op het handelen van de gemeente destijds?

3. Deelt u onze mening dat erkenning gepast is? Hoe ziet erkenning er volgens u uit?

4. Kunt u het gesprek aangaan met het Maastricht Museum om al dan niet in gezamenlijkheid tot een tentoonstelling te komen die deze geschiedenis vertelt?

Ingestuurd samen met de CDA 

19 september 2024
Schriftelijke vragen SP over de stand van zaken ten aanzien van de verhuizing van onder andere het Werkgebouw, Stadsnomade en de Foodbank en de Transport Artspace van het Landbouwbelang naar garage De Griend.

Geacht college,
Onze fractie bereiken zorgelijke signalen over de stand van zaken ten aanzien van de verhuizing van een aantal lokale initiatieven, waaronder het Werkgebouw, Stadsnomade, en de Foodbank en de Transport Artspace, de laatstgenoemden van het Landbouwbelang, naar garage De Griend. Zoals bekend, zijn er in het kader van de voorgenomen sloop van het Landbouwbelang door de wethouder een aantal toezeggingen gedaan, zoals dat enkele initiatieven – de Foodbank en de Transport Artspace – zouden kunnen ‘landen’ in garage De Griend ter vervanging van hun huidige gebruiksruimten in het Landbouwbelang. Ook aan Stadsnomade is toegezegd dat zij van het oude schoolgebouw in De Heeg zouden kunnen verhuizen naar de locatie op De Griend. Onze fractie is met name ontzettend geschrokken van de schrikbarende huurprijzen die kennelijk voor de gebruiksruimten gevraagd worden (waarbij het in sommige gevallen gaat om tonnen voor de komende vijf jaar), en het vermeende niet-nakomen van allerhande aan de genoemde organisaties gedane toezeggingen, zoals mogelijke toekenningen van voor een behoorlijke exploitatie noodzakelijke vergunningen.

Het zal geen verbazing wekken dat een en ander bij onze fractie de nodige vragen heeft doen rijzen, die in het navolgende nader uiteengezet zullen worden.

  1. Kan uw college de raad een uitgebreid overzicht van de huidige stand van zaken ten aanzien van de invulling van de ruimten in garage De Griend doen toekomen? In dat kader zijn wij vooral geïnteresseerd in een uiteenzetting van de redenen voor de gekozen de huurconstructie, waarbij het Werkgebouw de hoofdhuurder wordt en de rest van de organisaties onderhuurder, de huurprijzen die er per organisatie mee gemoeid zouden zijn, welke organisaties er nog in de running zijn om daadwerkelijk hun intrek te nemen, en welke inmiddels zijn afgehaakt.
  1. Kan uw college de raad een uitgebreid logboek/overzicht van de aan de verschillende organisaties gedane toezeggingen ten aanzien van financiering c.q. subsidiëring en de 
    inrichting en verbouwing van de verschillende gebruiksruimten in De Griend doen toekomen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer mogen wij een en ander tegemoetzien?
  1. Verwacht uw college dat het volledige gebruiksoppervlak van garage De Griend op korte termijn verhuurd zal zijn aan organisaties met een cultureel-maatschappelijke kerntaak, zeker met het oog op de ontzettend hoge huurprijzen die zij daarvoor dienen neer te leggen?
  1. Waar dienen de organisaties die door verschillende omstandigheden en om verschillende redenen zijn afgehaakt voor intrek in De Griend volgens uw college dán te landen? Is uw college bereid zich met urgentie in te spannen om voor hen een vervangende locatie te vinden, en/of de voor vervangende huur benodigde financiering te verschaffen? Zo ja, wanneer ziet uw college de gelegenheid om daartoe in overleg te treden met de genoemde organisaties? Zo nee, hoe verhoudt een en ander zich dan tot de eerder door u gedane toezeggingen aan de raad en de genoemde organisaties?

18 september 2024

Betreft: Schriftelijke vragen SP over de doorwerking van de aangekondigde maatregelen uit het regeerakkoord en de begroting voor het beleid en de uitvoering in de gemeente Maastricht.

Geacht college,                                                                                            

Het hoofdlijnenakkoord van de nieuwe regering is uitgewerkt in een regeerakkoord en dat akkoord werd gisteren gepresenteerd tijdens Prinsjesdag. Het akkoord belooft, wat de SP betreft, niet veel goeds. Wij zeiden het al eerder: ‘put your money where your mouth is’. De regeringspartijen hadden tijdens de verkiezingen tal van mooie beloftes voor de mensen in het land, maar als we naar de uiteindelijke financiële begroting kijken, komt daar bar weinig van terecht. De mensen met de zwakste schouders krijgen het nog zwaarder en de rijken en bedrijven worden rijkelijk uit de wind gehouden. Ook de VNG luidt de noodklok, en waarschuwt vooral voor het zogenoemde Ravijnjaar 2026. De VNG heeft zich recentelijk zelfs teruggetrokken uit gesprekken met het rijk en geeft zo een duidelijk signaal af van hoe wij, als verenigde gemeentes, in de wedstrijd zitten.

 
Het rijk zadelt de gemeenten op met grote problemen. In de verdere uitwerking van de hoofdlijnen in het definitieve rijksbeleid zien we duidelijk wat de consequenties zijn van de keuzes die gemaakt worden door het nieuwe kabinet. Deze keuzes en vooral de financiële consequenties daarvan op vele belangrijke dossiers, worden langzaamaan helder. Gemeenten gaan bij ongewijzigde plannen grote moeite hebben met maken van verantwoord beleid en de uitvoering van wetten en regelgeving op lokaal niveau. Grote bezuinigingen liggen in het verschiet en onze inwoners dreigen daarvan de dupe te worden. We nemen aan dat ons Maastrichtse college en het ambtenarenapparaat de afgelopen maanden al zoveel als mogelijke hebben voorgesorteerd en geanticipeerd op de nieuwe werkelijkheid. Wij vragen het college de raad op de meest korte termijn mogelijk bij te praten over de consequenties van de nieuwe plannen van deze regering in het algemeen, maar in het bijzonder voor onze stad.
 
Om die reden zouden wij als SP graag een extra informatiebijeenkomst georganiseerd willen zien, waarin het college ons uitlegt wat de voorgenomen plannen voor invloed hebben op ons Maastrichts coalitieakkoord en welke stappen we gaan ondernemen om de risico’s en uitdagingen voor onze stad te in kaart te brengen en er adequaat op te reageren. De belangrijk thema’s zijn daarbij wat ons betreft: zorg, bestaanszekerheid en armoede, wonen, milieu en klimaat, natuur en stikstof, werk en pensioen, onderwijs en studenten.
 
1. Is uw college bereid om een dergelijke sessie op zo kort mogelijke termijn te doen organiseren, en ervoor te zorgen dat alle wethouders daarbij aanwezig kunnen zijn? Zo ja, op welke termijn verwacht u over voldoende informatie te beschikken om een dergelijke infosessie mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Het lijkt onze fractie van belang dat reeds op korte termijn aan de slag gegaan wordt met het in kaart brengen en inzichtelijk maken van de gevolgen van het zogenoemde Ravijnjaar 2026 voor de gemeentelijke begroting en het gemeentelijk beleid.
 
2. Heeft het college reeds zicht op de gevolgen van het zogenoemde Ravijnjaar 2026 op de gemeentelijke begroting en het gemeentelijk beleid? Zo ja, zouden wij daar op korte termijn een schets van mogen ontvangen? Zo nee, wanneer denkt het college daar wél een overzicht van te kunnen geven?
 
Hoogachtend, Jack van Gelooven Stephanie Blom Raadslid SP Raadslid SP
 

17 september 2024 Betreft:  Stand van zaken afwikkeling toeslagenaffaire in gemeente Maastricht

Geacht college,
Op 11 september jl. ontving de gemeenteraad van Maastricht een ingezonden brief van mevrouw Schmitz, bestuurslid van de Stichting Gedupeerde Ouders. Zij trok bij ons als raad aan de bel over haar zorgen ten aanzien van de afwikkeling van de zogenoemde Toeslagenaffaire in de gemeente Maastricht. Dit ingezonden stuk heeft bij onze fracties een aantal vragen doen rijzen:
 
1. Heeft uw college zicht op het aantal gedupeerde gezinnen dat in Maastricht woonachtig is, en uit hoeveel personen de totale groep als gedupeerde aangemerkten in onze gemeente bestaat? Zo ja, zou de gemeenteraad daar een overzicht van mogen ontvangen? Zo nee, is uw college bereid een en ander met spoed in kaart te (doen) brengen, en daarvan een overzicht aan de raad toe te zenden?
 
2. Kan uw college voor de gemeenteraad uitgebreid uiteenzetten hoe de gemeentelijke instrumenten, instanties en regelingen ten aanzien van de afwikkeling van de Toeslagenaffaire er voor onze inwoners uitzien: bij welke loketten kunnen zij terecht, en hoe ziet die ondersteuning eruit?
 
3. Kan uw college de gemeenteraad een overzicht verschaffen van relevante regelingen die op korte termijn (dreigen) af te lopen voor de betrokken groep gedupeerden, zoals de zogenoemde kindregeling, en wat de mogelijke alternatieven zijn om het einde van die regelingen te compenseren, zowel op gemeentelijk, provinciaal als landelijk niveau?
 
4. Kan uw college de raad een update geven omtrent de stand van zaken ten aanzien van de afwikkeling van de Toeslagenaffaire voor de gedupeerde inwoners van de gemeente Maastricht: hoeveel dossiers zijn er volledig afgewikkeld? Hoeveel zijn er nog in behandeling, en waar staan we als gemeente in die dossiers? Zijn er dossiers waar überhaupt nog aan begonnen moet worden?
 
5. Kan uw college de onderhavige vragen met spoed beantwoorden, aangezien onder andere de eerdergenoemde kindregeling op 6 november dit jaar afloopt, en met het oog op de mogelijke totstandbrenging van een motie voor de raadsvergadering van september 2024?
 
Hoogachtend, Stephanie Blom Miriam Elfassih Raadslid SP Raadslid D66
 
 

17 september 2024
Betreft: In stand houden van schaarste op de ‘studentenwoningmarkt’ als onderdeel van het gemeentelijk beleid en de jaarlijkse cijfers van Maastricht Housing.

Geacht college,
Vandaag namen wij kennis van een notitie die door het afdelingshoofd van Maastricht Housing aan de Universiteit Maastricht (UM) geschreven is voor de leden van de Universiteitsraad van de UM. Het doel van de notitie is om de leden van de Commissie Operationele Zaken een update te geven over de stand van zaken ten aanzien van de studentenhuisvesting in onze stad.
 
De inhoud van deze notie heeft bij onze fracties een aantal vragen doen rijzen, die wij graag middels dit schrijven bij uw college onder de aandacht willen brengen. De betreffende notie is als bijlage bijgevoegd. Op pagina 1 van de bijgevoegde notitie stelt het afdelingshoofd Maastricht Housing van de UM het volgende (eigen vertaling, SB): “Voor zover we nu kunnen inschatten, is de huidige wrijving [op het gebied van studentenhuisvesting, SB] niet ernstiger dan andere jaren.
 
Er is nog steeds geen oplossing voor het frictieprobleem, omdat het toevoegen van nog meer studentenhuisvesting dan afgesproken in de Woonprogrammering Studentenhuisvesting 2026-2030 door de gemeente Maastricht niet wenselijk wordt geacht. Dit zou immers veel meer leegstand betekenen gedurende de rest van het studiejaar. Dit is zowel politiek onwenselijk ("waarom een overschot aan studentenwoningen terwijl er een tekort is voor alle andere doelgroepen?”) en onverstandig voor de groei van de kamermarkt op de lange termijn. Immers, een (groot) kameroverschot kan potentiële investeerders in studentenhuisvesting afschrikken.” [eigen arcering, SB] De dikgedrukte frase wekt sterk de indruk dat de gemeente Maastricht, onder leiding van uw college, actief aanstuurt op het creëren of in stand houden van schaarste op het gebied van de studentenhuisvesting, om er zo voor te zorgen dat er een tekort blijft bestaan en de huurprijzen (mede) daardoor hoog blijven, waardoor het een aantrekkelijke ‘markt’ blijft voor toekomstige investeerders in studentenhuisvesting, ten koste van honderden, zo niet duizenden studenten die proberen hier een betaalbare en bereikbare studententijd te hebben. En dat terwijl de zoektocht naar een kamer ook dit jaar voor veel studenten weer een crime was, met lange zoektochten, veel scammers en hoge kamerhuren tot gevolg.
 
1. Kan uw college antwoord geven op de vraag of het sturen op schaarste om toekomstige investeerders te paaien inderdaad actief onderdeel is van het gemeentelijk beleid ten aanzien van studentenhuisvesting? Zo nee, waarom leeft deze indruk dan bij het hoofd Maastricht Housing van de UM? Zo ja, kan uw college reflecteren op de morele en ethische wenselijkheid van dit speculeren ten koste van het welzijn van inkomende studenten? Wat onze fracties betreft, is juist het hanteren van een licht overschot aan studentenhuisvesting wenselijk, aangezien dat zal voorkomen dat hostels als The Green Elephant en StayOkay aan het begin van het volgend academisch jaar wéér vol zitten met studenten die nog geen kamer hebben kunnen bemachtigen, ondanks dat zij vaak al sinds mei dit jaar aan het zoeken zijn. Bovendien zullen de huurprijzen voor kamers in de stad door een overschot dalen - tenminste, als men de marktlogica die het college hanteert volgt – hetgeen een positieve ontwikkeling is voor alle studenten in de stad, maar bovenal voor aankomend studenten die niet de meest welvarende ouders hebben.
 
2. Kan uw college nader uiteenzetten waarom volgens haar schaarste dan tóch te verkiezen is boven een licht overschot aan studentenhuisvesting, met name in het licht van de hierboven geschetste marktlogica, en met het oog op het welzijn van studenten? Uit de aangehechte notitie wordt bovendien duidelijk dat Maastricht Housing momenteel een afname aan woningzoekenden laat zien en dat hen geen signalen bereiken dat er een groot aantal studenten nog zonder (betaalbare) kamer zit. Hun verwachting is dan ook dat alle studenten uiterlijk eind oktober een geschikte kamer gevonden zullen hebben. Echter, Maastricht Housing is slechts één van de vele platforms waarop studenten naar kamers zoeken en het aantal aanmeldingen aldaar biedt wat onze fracties betreft geen accurate weergave van het totale aantal kamerzoekende studenten in Maastricht. Ook biedt het aanbod van Maastricht Housing lang geen volledig overzicht van alle aangeboden studio’s en kamers te Maastricht. Veel studenten zoeken via andere platforms, zoals Facebook, Funda en Pararius. Bovendien is het platform Maastricht Housing in eigendom van de Universiteit Maastricht, Hogeschool Zuyd en de Jan van Eyck Academie, hetgeen de neutraliteit en validiteit en veralgemeniseerbaarheid van de geschetste data zou kunnen beïnvloeden.
 
3. Heeft uw college zicht op hoe het studenten die niet via Maastricht Housing op zoek zijn naar een kamer vergaat tijdens hun zoektocht naar een kamer? Zo ja, kunt u deze data met de gemeenteraad delen? Zo nee, bent u bereid en in staat om die data alsnog breder te verzamelen en aan de gemeenteraad te doen toekomen? 4. Mocht u daar niet toe bereid en/of in staat zijn, is uw college dan met onze fracties de mening toegedaan dat de met de Universiteitsraad (en eerder ook met de gemeenteraad) gedeelde gegevens waarop u uw beleid kennelijk baseert onvolledig zijn, en daardoor een vertekend beeld schetsen van de werkelijkheid? Zo nee, waarom niet?
 
5. Indien het antwoord op de vorige vraag ‘ja’ luidt, bent u dan bereid een stadsbrede monitor ten aanzien van kamerzoekenden op te tuigen in aanloop naar het komend academisch jaar, zodat zowel uw college als de gemeenteraad op basis van een betere informatiepositie tot betere besluitvorming kan komen op dit dossier? Zo nee, waarom niet? Onlangs troffen wij op TenderNed, volgens eigen zeggen ‘hét online marktplein voor aanbestedingen’, een vooraankondiging van een marktconsultatie uit mei 2024 met de titel ‘Verkoop grond t.b.v. Gebiedsontwikkeling Universiteitssingel/P0 in Randwyck te Maastricht’ aan. In de omschrijving staat dat de gemeente Maastricht voornemens is ‘om grond te verkopen voor realisatie en exploitatie van een complex met een woonprogramma met voorzieningen passend bij de campus’ en daarvoor ‘een aanbestedingsprocedure [wil] doorlopen.’
 
6. Kan uw college de raad nader informeren over de vraag op de verkoop van welk perceel deze marktconsultatie zich precies richt, en of dat het project dat eerder door Maasvallei zou worden uitgevoerd betreft, maar om financiële redenen toen geen doorgang kon vinden?
 
7. Hoe verhoudt de voorgenomen verkoop van grond in dit ontwikkelingsgebied zich tot het gemeentelijk strategisch grondbeleid dat uw college wenst te voeren?
 
8. Is uw college, met onze fracties, de mening toegedaan dat het met het oog op de voorgenomen toekomstige grootschalige ontwikkelingen van de Maastricht Health Campus in het gebied rondom de Universiteitssingel verstandig zou zijn om de grond niet in eigendom uit te geven, maar in eigen bezit te houden en vervolgens middels een erfpachtconstructie te verpachten aan een mogelijke ontwikkelaar? Zo ja, betekent dat dat de voorgenomen verkoop van de baan is? Zo nee, waarom niet?
 
9. Hoe verhoudt volgens uw college de wens om de schaarste op het gebied van studentenhuisvesting in stand te houden om ‘toekomstige projectontwikkelaars en investeerders in studentenhuisvesting niet af te schrikken’ (zie vraag 1 en de toelichting daarop) zich tot de voorgenomen verkoop van gemeentelijke gronden in Randywck en elders aan dat soort projectontwikkelaars en investeerders, en de hoogte van het bedrag dat de gemeente wenst te ontvangen voor die grond, dat door het kunstmatige in stand houden van de schaarste volgens de marktlogica van uw college hoger zal liggen dan bij een licht overschot?
 
,
Stephanie Blom Raadslid SP  Martin van Rooij Raadslid M:OED Jules Ortjens Raadslid Volt
 
BIJLAGE I – UPDATE STUDENTENHUISVESTING UNIVERSITEITSRAAD Update student housing as of September 2024 for the University Council (Commission Operations) meeting on September 11 2024 This is the third update this year regarding expectations for the development of the student housing market as of September 2024. The previous two updates dated May 15 and June 12 can be found in the attached Annex 1. Although it is still too early to present definitive conclusions and figures on the course of the room market in Maastricht and the surrounding area for the September 2024 inflow, we can already tentatively name some developments that have been noticed in recent months. More clarity and final conclusions cannot be expected until mid-October at the earliest, after the so-called October 1 census (1- oktobertelling) becomes known. Preliminary conclusion: it appears that the room market has developed in recent months in a manner similar to other years, with no major shortages but again with the annual friction issue. Thus, the expectation from the earlier updates from May and June that the additional supply created should be sufficient to accommodate the growth in the student population appears to have been fulfilled. That said, the friction issue - in which a relatively small proportion of prospective students will not find housing until it becomes vacant after graduates start leaving it in the next two months - continues to play out this year. Indeed, many new completions are no longer expected/planned in the short term. As in previous years, this friction is expected to resolve itself in late September, early October. From then on, there will no longer be a shortage and all students will have found housing. As far as can be seen now, the current friction is no more severe than other years. There is still no solution to the friction problem, because adding even more student housing than agreed upon in the Residential Programming Student Housing 2026-2030 (Woonprogrammering studentenhuisvesting 2026-2030 | Lokale wet- en regelgeving (overheid.nl)) is not considered desirable by the Municipality of Maastricht. After all, this would mean much more vacancy during the rest of the academic year. This is both politically undesirable (“why a surplus of student housing when there is a shortage for all other target groups?”) and unwise for the long-term growth of the room market. A (large) surplus of rooms may deter potential investors in student housing. Meeting demand for student housing with projected enrolment growth: On the supply side, slightly fewer units were realized than indicated in the June 12 update (see Annex 1), because Guesthouse did not manage to provide the 180 additional beds by converting some rooms into double rooms after all, and because the completion of the units on Limburglaan was postponed until the end of this year. As a result, 936 additional units became available instead of 1,086. Since the preliminary analysis of the latest enrolment figures for bachelor and master students suggests that they may be lower than assumed in the previous updates, this has fortunately not led to problems. The lower interest of foreign bachelor students in studying in Maastricht is in line with the trend reported by the Universities of the Netherlands (UNL) for the Netherlands as a whole: a decrease of 2% nationwide. Membership figures at Maastricht Housing also seem to confirm this picture: in the months of May to August, almost 700 fewer students registered as housing seekers than in 2022 and 2023. These are mainly foreign students (more than 500). This cannot be directly translated into a decrease in interest in studying at Maastricht University, but it is in line with the observed trend. Although it is difficult at the moment to say what the possible explanations are, the extensive communication campaign of UM aimed at prospective students - pointing out the problematic situation on the housing market for students - with the message "if you haven't found a place to live before the start of the academic year, don't come to Maastricht" will have played a role. The campaign had a very wide reach through several newsletters, university and faculty websites, direct mailings and Instagram posts (10 posts with an average of 12,000 views in April and June). Other issues related to housing, such as housing in the region, support from Huurteam Zuid-Limburg and recognizing and preventing scams, were also addressed in detail in this communication. Of course, it remains very annoying that there are still students without suitable accommodation, but it is expected that this friction problem will be solved by the end of October. Updated by Maurice Evers, Department Head Maastricht Housing, Student Services Centre.

 

5 september 2024
Betreft: aanvullende schriftelijke vragen jeugdzorg VIA JEUGD

Rapport gesloten jeugdzorg-Via Jeugd- Cadier en Keer
In Mei van dit jaar heeft de SP een hele serie vragen gesteld rondom de jeugdzorg. Hierbij vroegen we ook naar mogelijke misstanden binnen de jeugdzorg in onze regio. We maakten ons zorgen. Naar aanleiding van onze vragen werd er verwezen naar rapporten van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Na het lezen van de rapporten zijn onze zorgen helaas niet weggenomen.

Volgens het rapport over Via Jeugd in Cadier en Keer zou o.a. Via Jeugd er nog onvoldoende in slagen om een passend dagprogramma en passende hulp te bieden. Dit heeft onder andere te maken met onvoldoende aanbod en wachtlijsten voor therapieën, onvoldoende passende dagbesteding en het ontbreken van passend onderwijs voor jeugdigen. Ook voldoet Via Jeugd nog niet aan de Veldnormen terugdringen vrijheidsbeperkende maatregelen. Bijvoorbeeld het generiek inzetten van vrijheidsbeperkende maatregelen, zoals het afsluiten van slaapkamerdeuren, cameragebruik op gangen, de inname van telefoons en standaard fouilleren bij opname. De inspectie vraagt om een verbeterplan.

Daar waar de samenwerking met de opdracht gevende gemeenten en ketenpartners nodig is om verbetering te realiseren, wordt van alle partijen een gedeelde verantwoordelijkheid verwacht om te komen tot een passende oplossing geredeneerd vanuit het belang van de jongeren. De SP heeft daarom de volgende vragen:

  1. Heeft het college kennis genomen van dit rapport en deelt het onze zorgen? Zo nee, wat vindt het college dan van de bevindingen en kunt u dat onderbouwen?
  2. Wat is de stand van zaken van het verbeterplan?
  3. Kunnen we als raad het verbeterplan inzien? Zo nee, waarom niet?
  4. Wat zijn concrete acties die op dit moment vanuit ons college als mede verantwoordelijke partij worden ondernomen om mogelijke verbeteringen te bewerkstelligen?
  5. Is het mogelijk om op regelmatige basis een update te krijgen van de stand van zaken inzake het herstelplan en tevens van de concrete verbeteringen naar aanleiding van dit plan? Zo ja, op welke termijn kunnen we deze informatie krijgen en zo nee, waarom niet?

https://www.igj.nl/publicaties/rapporten/2024/02/29/via-jeugd-cadier-en-keer

Gesloten jeugdzorg plaatsingen moeten naar nul
In de (landelijke) Hervormingsagenda Jeugd zijn er afspraken gemaakt om de residentiele jeugdhulp te transformeren naar een zo thuis mogelijke, regionaal georganiseerde kleinschalige vorm. Hierbij is er een afbouw van de gesloten jeugdzorg. In 2025 moet de gesloten jeugdhulp volledig kleinschalig werken en de beweging maken naar nul gesloten plaatsingen in 2030. Als SP zijn we blij met deze afbouw gezien de gesloten jeugdzorg decennialang te maken heeft gehad met misstanden.

Ook de Rijksoverheid erkent dit en heeft daarom de genoemde afbouw in gang gezet. Dit proces verloopt niet overal even soepel. Veel gesloten jeugdzorg aanbieders hebben niet voldoende (financieel) geanticipeerd op het feit dat er steeds minder jeugdigen in hun instellingen worden geplaatst. Ze hebben te lang de waarschuwingen en aanbevelingen van hogerhand genegeerd. Hierdoor komen een aantal gesloten jeugdzorgaanbieders in financiële problemen.

Dit baart ons zorgen. Sinds het fiasco rondom XONAR, lijkt het ons zeer zinvol de vinger nauw aan de pols te houden.  De SP heeft daarom de volgende vragen:

  1. Wat is de stand van zaken rondom de afbouw van de gesloten Jeugdzorg van Via Jeugd in Cadier en Keer? Loopt het hier wel op schema of heeft men niet voldoende op de informatie van hogerhand geanticipeerd?
  2. Hebben we in streefjaar 2025 in onze regio gesloten jeugdzorg die volledig kleinschalig en op maat werkt zoals de nieuwe wet en regelgeving vraagt van de instellingen?
  3. Heeft Via Jeugd de signalen genegeerd en daarom nu financiële problemen heeft zoals duidelijk werd in de RIB van 4 juli over de voortgang van XONAR, Mutsaers, Pactum en VIA jeugd of, zijn er bij VIA jeugd andere oorzaken aan te wijzen van de huidige problemen? Kunt u dat verder toelichten?

https://www.rijksoverheid.nl/actueel/nieuws/2023/02/03/landelijke-regie-op-om--en-afbouw-gesloten-jeugdhulp-aantal-plaatsingen-bijna-gehalveerd

https://www.binnenlandsbestuur.nl/sociaal/gesloten-jeugdzorg-heeft-grote-tekortkomingen-volgens-expert

https://maastricht.parlaeus.nl/vji/public/bestuursdocument/action=showdoc/gd=a2aaa00288a0a88002a2022a4a33954a/RIB_-_Voortgang_XONAR__Mutsaers__Pactum_en_VIA_jeugd.pdf Hoogachtend,

Youri van Mullem            Jack van Gelooven         

Burgerlid                             Fractievoorzitter

3 september 2024
Betreft: Schriftelijke vragen SP en LPM over verscheidene (her)ontwikkelingen in de stad.

 

Geacht college, 
In het navolgende wil onze fractie u graag een aantal schriftelijke vragen voorleggen over ogenschijnlijk uiteenlopende onderwerpen, maar die wij met het oog op de efficiëntie hebben samengevoegd in één document, daar deze onderwerpen elkaar wel degelijk raken en allen op het gebied van de ruimtelijke ontwikkeling en de volkshuisvesting gelegen zijn.

Allereerst heeft onze fractie een aantal vragen over de herontwikkeling van het kantoorpand gelegen aan de Limburglaan 5 te Maastricht. World Investments BV en tB Investments BV zijn voornemens om dit kantoorpand, dat pal naast de Kennedybrug ligt, te transformeren naar 105 zelfstandige studentenwoningen. Momenteel rust op delen van dit pand nog de bestemmingen ‘bijeenkomstfunctie’ en ‘kantoorfunctie’.

  1. Moet het bestemmingsplan gewijzigd worden om de ontwikkeling van studentenwoningen op deze locatie mogelijk te maken? Zo ja, wanneer kan de raad een voorstel daartoe tegemoetzien?

Blijkens onderzoek van Investico is niet alleen het Gastenhuis, maar ook het kantoorpand aan de Limburglaan gelegen in een zogenoemde ‘rode zone’, hetgeen betekent dat ook deze ontwikkeling te dicht (minder dan 25 meter) op een drukke binnenstedelijke weg gelegen is om er gezond te kunnen en mogen wonen, aldus de GGD-richtlijnen.

  1. Ongeacht de vraag of er een bestemmingsplanwijziging noodzakelijk is, heeft uw college onderzoek laten doen door de GGD naar de gezondheidsrisico’s die wonen op deze locatie met zich mee zouden kunnen brengen? Zo ja, mogen wij de resultaten van ontvangen? Zo nee, waarom niet?
  1. Is uw college zich ervan bewust dat een dergelijke ontwikkeling niet alleen in strijd is met de normen van de WHO, maar ook met het recht op adequate huisvesting van artikel 11 van het International Verdrag inzake Economische, Sociale en Culturele Rechten (IVESCR)(zie no. 8 onder (f))? Zo ja, waarom acht u ontwikkeling op een dergelijke locatie dan toch toelaatbaar? Zo nee, maakt dit nieuwe inzicht dat u zich genoodzaakt ziet om een ander oordeel te vormen over ontwikkeling op deze locatie? Zo nee, waarom niet?

Voorts een aantal vragen over de herontwikkeling van het kantoorpand gelegen aan de Adelbert van Scharnlaan, dat wordt verbouwd tot 117 woningen: 50 sociale huurappartementen, 34 studentenkamers, en 33 kamers voor deelnemers aan postacademische opleidingen van de Jan van Eyck Academie. De 33 kamers voor deelnemers aan postacademische opleidingen van de Jan van Eyck Academie zullen ruimschoots niet voldoen aan de door de raad vastgestelde minimumomvang van 45 m2, maar gemiddeld slechts tussen de 24 en 35 m2 groot zijn. In antwoord op vragen van De Limburger over deze met het raadsbeleid strijdige ontwikkeling, stelt de heer Cox, zakelijk directeur van de Jan van Eyck Academie dat oud-deelnemers van de postacademische opleidingen bevraagd zijn, en dat zij een te kleine kamer prefereren boven een anti-kraakwoning, een redenering die onze fractie nogal vreemd voorkomt. Het moge voor zich spreken dat de veronderstelde mening van een doelgroep nooit een strijdige handeling met een democratisch besluit kan rechtvaardigen, noch dat die een dergelijke handeling rechtmatig maakt. Zeker in een overspannen woningmarkt als de Maastrichtse, zal de overgrote meerderheid van respondenten altijd antwoorden dat een (veel) te kleine woning beter is dan helemaal geen woning, dus de validiteit van dit vermeende doelgroepenonderzoek laat eveneens te wensen over. 

Het college stelt in hetzelfde artikel dat de uitzondering gerechtvaardigd zou zijn, omdat ‘Wonen Limburg garandeert dat het sociale huur blijft’ en ‘het moeilijk [is] om in een bestaande gebouw precies de juiste afmetingen te maken.’ Ook stelt het college niet te vrezen voor precedentwerking, omdat ‘contractueel is afgedwongen dat de Jan van Eyck Academie ze aan niemand anders verhuurt’. Het blijft voor onze fractie onduidelijk hoe de genoemde argumenten een rechtvaardiging van deze flagrante strijd met het door de raad vastgestelde beleid moeten vormen.

  1. Kan uw college nader toelichten hoe de garantie van Wonen Limburg en de contractuele afspraak met de Jan van Eyck Academie de gemaakte uitzondering moeten rechtvaardigen en precedentwerking zouden uitsluiten?

Dat handelen in strijd met het door de raad vastgestelde beleid ten aanzien de minimale omvang van nieuw te ontwikkelen wooneenheden simpelweg omdat dat het college beter uitkomt, lijkt helaas langzaamaan schering en inslag te worden. We zagen het reeds bij de ontwikkeling van elf te kleine wooneenheden op de Jodenstraat 7 in februari 2023. de ontwikkeling van 123 wooneenheden in het Calvariënklooster waarvan ook een deel te klein was, en nu bij de herontwikkeling van de Adelbert van Scharnlaan en de ontwikkeling op de Markt (waarover later meer). Onze fractie is de stellige mening toegedaan dat handelen in strijd met dat beleid het grondwettelijk beginsel dat de gemeenteraad het hoogste orgaan van de gemeente is ondermijnt, en daarmee onrechtmatig is. Mocht u het wenselijk achten dat dit beleid gewijzigd wordt, dan zal u een voorstel daartoe moeten voorleggen aan de gemeenteraad, alvorens u tot de geschetste besluiten tot afwijking kunt overgaan. In het eerder aangehaalde artikel uit De Limburger stelt het college echter ‘alvast vooruit te lopen op een nieuwe regeling die in meer maatwerk voorziet.’

  1. Wanneer mag de gemeenteraad die genoemde nieuwe regeling ter behandeling tegemoetzien?
  1. Is uw college bereid zich tot die regeling voorgelegen heeft aan de raad, en door dat orgaan is goedgekeurd, te onthouden van handelingen die in strijd zijn met het momenteel vigerende beleid? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot uw opvattingen over de rol van de gemeenteraad?

Ten slotte de voorgenomen ontwikkelingen op de Markt. Aangezien de ambtsgenoten van SAB en MaastrichtvanNu eerder al vragen stelden over de wenselijkheid van de ontwikkeling van wooneenheden pal naast de geconcentreerde nachthoreca van Maastricht, zal onze fractie zich beperken tot aanvullende schriftelijke vragen over de omvang en doelgroep van de te ontwikkelen 74 woongelegenheden.

  1. Kan uw college de gemeenteraad nader informeren over de precieze omvang van alle 74 wooneenheden die de investeerder voornemens is te doen ontwikkelen op deze locatie?
  1. Kan uw college ons eveneens informeren over de exacte verdeling tussen ‘studentenwoningen’ en ‘woningen voor expats’ binnen de voorgestelde plannen voor de Markt?
  1. Hoe verhoudt de gewenste omvang van deze 74 wooneenheden zich volgens uw college tot de minimale omvang die dit soort wooneenheden op deze locatie in het centrum volgens het vigerende woonbeleid van de raad moeten hebben, en dan met name ten aanzien van de ‘woningen voor expats’?

In de Woonprogrammering studentenhuisvesting 2026 – 2030 wordt gesteld dat ‘het programma bijdraagt aan de verdere doorontwikkeling van Maastricht als kennisstad’ en ‘rekening [houdt] met de leefbaarheid van woonstad Maastricht, met name door de blijvende nadruk op grootschalige studentenhuisvesting (meer dan 26 eenheden) en een gematigde ontwikkeling van de kleinschalige studentenhuisvesting door het omzetten en splitsen van bestaande woningen.’ Door deze formulering, leefde bij onze fractie het idee dat ingezet zou worden op de ontwikkeling van grootschalige studentenhuisvesting op locaties die zich daar voor lenen zonder de ‘leefbaarheid van woonstad Maastricht’ al te ernstig aan te tasten, en dus vooral niet direct in het reeds dichtbevolkte en dichtbebouwde centrum gelegen zijn. Voorbeelden van dergelijke ontwikkelingen zijn die op Annadal, Randwyck en de Tongerseweg.

Echter, naar nu blijkt is de formulering wellicht te vaag, aangezien slimme ontwikkelaars op basis van die formulering ook in het centrum aan grootschalige ontwikkeling van studentenhuisvesting kunnen doen door bestaande woningen samen te voegen en op te splitsen, zoals we eerder zagen op de Brusselsestraat, maar nu ook op de Markt het geval lijkt. Dat leek ons nu juist niet de bedoeling van het geschetste beleid, aangezien dat zou betekenen dat kleinschalige splitsing en omzetting van woonhuizen bemoeilijkt wordt met het oog op de leefbaarheid, maar grootschalige studentenhuisvesting op dezelfde locaties in meerdere woonhuizen wél toegestaan is, hetgeen een grotere belasting van de leefbaarheid vormt dan kleinschalige omzetting.

  1. Kan uw college nader schetsen wat precies het doel was achter de aangehaalde formulering en het daarop geschetste beleid, daar dit voor onze fractie nu onduidelijk blijft?
  1. Acht uw college het wenselijk dat kleinschalige splitsing en omzetting zoveel mogelijk ontmoedigd wordt, waar dat voor grootschalige omzetting en splitsing van bestaande woningen (vanaf 26 eenheden of meer) niet het geval blijkt te zijn? Zo ja, waarom?
  1. Mocht uw college van mening zijn dat de geschetste ontwikkelingen niet wenselijk zijn, is het dan bereid om het bestaande beleid te herzien zodat dit meer recht doet aan de doelstellingen en ambities? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kan de raad een dergelijke herziening tegemoetzien?

Hoogachtend,

Stephanie Blom                Jack van Gelooven         Kitty Nuyts
Raadslid SP                        Raadslid SP                        Raadslid LPM

30 augustus 2024
Betreft: Schriftelijke (vervolg)vragen SP en MAASTRICHTvanNU - Inmiddels beëindigde staking bij het Geusseltbad.

Geacht college, Gisterenavond bereikte ons het bericht dat de FNV en de stakende medewerkers van het Geusseltbad besloten hebben de staking te beëindigen en in plaats daarvan hun heil te zoeken in een rechtsgang, zodat het ‘publiek niet langer de dupe [is] van de starheid van de gemeente.’ Hoewel onze fracties natuurlijk ontzettend blij zijn dat het zwembad weer in optima forma open zal gaan, zodat recreanten, verenigingen en zorgzwemmers niet langer de dupe zijn van het loongeschil met de gemeente, zijn wij ook ontzettend teleurgesteld in de onnodig harde en kille opstelling die het college in de afgelopen maanden heeft gebezigd inzake dit conflict. Dit geldt eens te meer daar de aangenomen motie van ambtsgenoot Nuyts weinig te raden overliet over de wens en opdracht van de gemeenteraad om de beloning van alle medewerkers van Maastricht Sport daadwerkelijk aan te laten sluiten bij de Cao Gemeenten.

Bovendien waren onze fracties de afgelopen maanden erg verbaasd over de toon en inhoud van de verscheidene raadsinformatiebrieven die wij van de hand van uw college over deze kwestie hebben ontvangen, en over de reacties van de gemeentelijke woordvoerders in de lokale en landelijke media. De toon was vaak hard en verwijtend, en de inhoud strookte vaak niet met de lezing en de cijfers die door de FNV en de stakende medewerkers aan de raad gepresenteerd zijn middels ingezonden brieven en persoonlijke gesprekken.

Ook deed de inhoud van de voorstellen die uw college de medewerkers gedaan heeft niet voor elke betrokken medewerker recht aan de inhoud en geest van de motie van ambtgenoot Nuyts. Ten slotte achten onze fracties het bijzonder laakbaar dat stakende medewerkers kennelijk persoonlijk door uw college benaderd zijn met een individueel loonbod, dat niet verschilde van het collectieve loonbod dat er al lag. In reactie op vragen van Binnenlands Bestuur over deze kwestie, geeft uw college aan dat medewerkers niet individueel benaderd zouden zijn met een eigen loonbod, maar dat hen wel is aangeboden om een ‘individuele toelichting te krijgen op het loonaanbod’, zodat ‘voor elke medewerker afzonderlijk duidelijk is wat het in zijn/haar geval betekent.’

Of het nou ging om een uitnodiging voor een ‘individuele toelichting’, of om een persoonlijke benadering met een ‘individueel loonbod’, is wat onze fracties betreft om het even. Echter, door deze handelswijze zou de indruk kunnen zijn ontstaan dat uw college getracht heeft de stakende medewerkers onderling tegen elkander uit te spelen, hetgeen te allen tijde voorkomen dient te worden daar een dergelijke schijn niet past bij het aanzien en bestuurlijke karakter van uw college. Het zal geen verbazing wekken dat de gehele gang van zaken bij onze fracties tot de nodige vragen geleid heeft, die in het navolgende nader uiteengezet zullen worden.

1. Kan uw college eenduidig antwoord geven op de vraag wat nu precies de uitnodiging was: een ‘persoonlijke toelichting’ of het bespreken van een ‘individueel bod’, en wat precies het verschil is tussen die twee lezingen/frases?

2. Wat was het idee achter deze strategie, en is een dergelijke handelswijze in lijn met uw opvattingen over wat een integer bestuur is? Als het antwoord op het laatste deel van de vorige vraag ‘ja’ luidt, kunt u daar nader over uitwijden?

3. Hoe schat uw college haar kansen in ten aanzien van de rechtsgang die door FNV in gang zal worden gezet om bij de rechter alsnog gelijke beloning af te dwingen, evenals een herstel van het misgelopen inkomen over de afgelopen vijf jaar?

4. Deelt uw college de opvatting van mevrouw Koppelman, die namens de FNV de onderhandelingen heeft gevoerd, dat de huidige en voorgestelde constructies ‘juridisch aan alle kanten rammelen’? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom worden deze constructies dan in stand gehouden?

5. Kan uw college, nu deze roerige periode voorlopig ten einde is, uitgebreid reflecteren op de vraag waarom het volgens haar niet gelukt is om er op eerlijke, transparante en fatsoenlijke wijze, die werkelijk recht zou doen aan de motie-Nuyts, uit te komen met de stakende medewerkers van het Geusseltbad?

Op 23 augustus werd bekend dat het eindbod voor de Cao Zwembaden door 80 procent van de FNVleden werd afgewezen. Ook de leden van de CNV stemden niet in met het uitgebrachte eindbod. De gesprekken tussen vertegenwoordigers van de genoemde bonden en de Vereniging Werkgevers in Zwembaden en Zwemscholen (WiZZ), waar de Stichting Personeelsbeheer Sport (SPBS) waar de stakende medewerkers in dienst waren ook lid van is, worden vervolgd om te kijken of de WiZZ alsnog wil bewegen richting een royaler eindbod dan er nu ligt. Als er uiteindelijk geen Cao komt, dan kan elke werkgever voor zichzelf bepalen welke loonsverhoging hij wel of niet doorvoert.

6. Is het SPBS, nu de onderhandelingen met de stakende medewerkers van het Geusseltbad zijn geklapt en een rechtsgang in het verschiet ligt, nog bereid om in ieder geval de door de WiZZ voorgestelde loonsverhoging alsnog door te voeren voor het personeel? Zo nee, waarom niet? Ook nu de onderhandelingen stukgelopen zijn, ligt daar nog steeds de met een ruime meerderheid aangenomen opdracht van de raad om de beloning voor de medewerkers van het Geusseltbad aan te laten sluiten bij de Cao Gemeenten. Uw college is volgens eerdere berichtgeving de mening toegedaan dat het eindbod dat u de FNV en de stakende medewerkers gedaan hebt ruimschoots voldoet aan de inhoud en geest van die motie.

7. Is uw college alsnog bereid en voornemens om de door haar voorgestelde loonsverhogingen en overige toezeggingen door te voeren nu de onderhandelingen daarover tot een einde gekomen zijn, zodat uw college voldoet aan de opdracht uit de aangenomen motie-Nuyts? Zo ja, per wanneer kunnen betrokkenen een en ander tegemoetzien? Zo nee, waarom niet? In december 2023 verscheen er, kennelijk, een rapport van de hand van Rob Spit, de voormalig interimdirecteur van Maastricht Sport en de SPBS, dat de raad – voor zover wij hebben kunnen naspeuren – echter nog niet heeft mogen ontvangen, noch bespreken. In dat rapport gaat het, onder andere, over de ‘toekomstige positionering van Maastricht Sport’ (p. 22 e.v.). Aanbeveling 22 van dat rapport luidt als volgt: ‘Zie externe verzelfstandiging van Maastricht Sport als stip op de horizon en bepaal op een later moment wanneer dat bestuurlijk en ambtelijk wenselijk en haalbaar is.’ (p. 25)

8. Kan uw college de raad nader informeren over de status van dit stuk en antwoorden op de vraag waarom dat stuk nog niet naar de raad gezonden is ter overweging en bespreking?

9. Wat is de visie van uw college op de externe verzelfstandiging van Maastricht Sport, en – mocht u een dergelijke verzelfstandiging ‘wenselijk en haalbaar’ achten – op welke termijn ziet u een dergelijke verzelfstandiging voor zich en mag de raad een raadsvoorstel dat daartoe strekt tegemoetzien?

10. Wat zijn volgens uw college de gevolgen van een externe verzelfstandiging van Maastricht Sport, en de daarmee waarschijnlijk gepaard gaande commerciële exploitatie van het Geusseltbad, voor de betrokken medewerkers, de bezoekers en de gemeente?

11. Was de wens tot uiteindelijke externe verzelfstandiging van het Geusseltbad een van de redenen waarom het college de stakende werknemers coute que coute níét in de Cao Gemeenten, noch onder een ondernemings-Cao wilde brengen, aangezien dat een mogelijke toekomstige (commerciële) uitbater op hoge personeelskosten zou jagen? Zo nee, wat waren volgens uw college dan de voornaamste redenen om niet eens tot een ondernemings-Cao over te willen gaan, laat staan deze medewerkers onder de Cao Gemeenten te brengen? Onlangs verscheen er op de vacaturewebsite van de gemeente Maastricht een vacature voor een bijbaan als ‘Sportparkbeheerder’ voor vijf uur per week. Die sportparkbeheerder zou onderdeel gaan uitmaken van het team Accommodaties, waarbij de werkzaamheden bestaan uit het toezicht op en het beheer van de sportparken Geusselt en West. De arbeidstijden zijn volgens de vacaturestekst ‘gebaseerd op het gebruik van de sportparken: door de week vooral in de avonduren en weekenden vooral overdag’. Opvallend is daarom dat deze beoogde medewerker blijkens de geschetste arbeidsvoorwaarden ingepast wordt in schaal vier van de, inmiddels beruchte, Cao Zwembaden. De werkzaamheden van deze medewerker hebben immers niets te maken met het zwembad De Geusselt, daar zij ook niet op die locatie zullen plaatsvinden, noch met enigerlei werkzaamheden die medewerkers van zwembaden doorgaans verrichten. Bij het vergelijken van de onregelmatigheidstoeslagen uit de Cao Zwembaden (p. 29) en die uit de Cao Gemeenten, valt op dat de hoogte daarvan behoorlijk verschilt tussen beide Cao’s. Voor elk gewerkt uur op zondag onder de Cao Zwembaden, ontvangt de werknemer een onregelmatigheidstoeslag van 20 procent. Voor elk gewerkt uur op een zondag onder de Cao Gemeenten, ontvangt de werknemer een onregelmatigheidstoeslag van maar liefst 65 procent. Aangezien de beoogde sportparkbeheerder met name op onregelmatige tijden zal gaan werken, zou het voor deze medewerker veel beter zijn als deze onder de Cao Gemeenten zou vallen, en niet onder de – gezien de aard van de functie überhaupt wat vreemd gekozen – Cao Zwembaden.

12. Is uw college zich ervan bewust dat het in strijd is met de gangbare praktijk, en mogelijk ook met het arbeidsrecht, om een Cao van toepassing te verklaren op een medewerker die naar de aard van de functie beschouwt eigenlijk niet onder die Cao thuishoort?

13. Waarom is er voor gekozen de beoogd sportparkbeheerder op de sportparken De Geusselt en West onder de Cao Zwembaden te laten vallen, en niet onder de Cao Gemeenten?

Hoogachtend, Stephanie Blom Jo Smeets Raadslid SP MAASTRICHTvanNU

26 augustus 2024

Betreft: Schriftelijke (vervolg)vragen SP, Volt, M:OED en Partij voor de Dieren over XONAR en het Limburgse jeugdzorglandschap.

Geacht college, Op 19 augustus jl. ontvingen wij de uitgebreide beantwoording van onze schriftelijke vragen van 10 juli 2024 over de aanhoudende fragiele status van XONAR en overige aan de jeugdzorg-gerelateerde onderwerpen, waarvoor hartelijk dank. In de dagen gelegen tussen het stellen van die eerdere vragen en de beantwoording daarvan, zijn echter opnieuw een aantal publicaties verschenen in de landelijke en lokale media, die wederom een aantal vragen hebben doen rijzen, evenals de antwoorden op onze eerdere schriftelijke vragen. Deze worden in het navolgende nader uiteengezet en, waar nodig, van toelichting voorzien.

Op 19 augustus publiceerde onderzoek platform Follow the Money een artikel met de titel ‘Acht miljoen verder, en de Limburgse jeugdzorg is nog steeds een puinhoop.’ In het artikel volgt een feitenrelaas en reconstructie over de opkomst en ondergang van XONAR, die er uiteindelijk toe leidde dat de samenwerkende gemeenten in het najaar van 2023 ruim acht miljoen aan gemeenschapsgeld aan de noodlijdende jeugdzorgorganisatie moesten overmaken om deze (naar nu blijkt slechts tijdelijk) overeind te houden. Het stuk biedt een ontluisterend beeld van het verloop van deze reddingsoperatie, waaruit naar voren komt dat de gemeenten zich door een slimme interimmanager in het ‘pak hebben laten naaien’.

Uit de beantwoording van de eerdere schriftelijke vragen, doemt bovendien het beeld op dat XONAR – nu uitzicht op een fusiepartner verdwenen is – alsnog gecontroleerd failliet zal moeten gaan.

1. Kan het college de raad informeren over de vraag hoe waarschijnlijk het volgens haar is dat XONAR alsnog (al dan niet gecontroleerd) failliet zal (moeten) gaan, zelfs na de financiële injectie die de samenwerkende gemeenten in 2023 gedaan hebben?

Zoals bekend, stond bij de gemeente Maastricht bij de aanbesteding in 2023 de wens voorop om het aantal zorgaanbieders op het gebied van de jeugdzorg terug te dringen van ‘tweehonderd naar veertig’. Om voor een contract in aanmerking te komen, stelden de samenwerkende gemeenten, met Maastricht als penvoerder, een tweetal eisen: jeugdhulpaanbieders moesten een minimaal aantal cliënten bedienen en een breed pakket aan jeugdhulp in huis hebben. Voor veel kleinere aanbieders, waaronder de Bibihuizen, waren deze drempels veel te hoog om in aanmerking te komen voor de aanbesteding. Een opvallende afwezige eis was de zogenoemde solvabiliteitseis, waar de SP Maastricht samen met Forum voor Democratie en M:OED in een motie van 26 september 2023 alsnog aandrong op de introductie van een solvabiliteitseis van 25 procent. Door het schrappen van deze aanbestedingseis, die iets zegt over de financiële toekomstbestendigheid van een zorgverlener, verbond de gemeente Maastricht feitelijk haar lot, en dat van de vijftien andere gemeenten, aan dat van XONAR; een organisatie waarvan zij wist of kon weten dat deze er financieel veel te slecht voor stond om gedurende tien jaar hoogwaardige zorg te kunnen leveren. Het college volhardt in het standpunt dat de systeemproblematiek in het Limburgse jeugdzorglandschap voortkomt uit de ‘ongunstige’ ligging van Zuid-Limburg, die ertoe zou leiden dat de organisaties die alhier actief zijn te weinig concurrentievermogen en slagkracht zouden hebben om een financieel gezonde bedrijfsvoering te organiseren. Echter, uit een andere recente publicatie op L1 met de titel ‘Ligging Limburg geen obstakel voor oplossing jeugdzorgproblemen, stellen experts’ blijkt dat provincies als Zeeland en Groningen, die toch ook niet direct bekend staan om hun gunstige ligging in den lande, niet geconfronteerd worden met dezelfde problematiek als ZuidLimburg. In het genoemde stuk wordt een datawetenschapper van onderzoeksbureau A-Insights aangehaald, die onderzoek heeft gedaan naar de Groningse jeugdzorg. Daar zouden de genoemde problemen niet spelen, aangezien daar royalere vergoedingen en tarieven gehanteerd worden dan onder aanvoering van Maastricht het geval is, en er bovendien strenger geselecteerd worden aan de poort in de aanbestedingsprocedures.

2. Kan het college de gemeenteraad een overzicht verschaffen van de verschillen in de tarieven die in Zuid-Limburg voor de aanbesteding(en) jeugdzorg gehanteerd zijn, en die (doen) vergelijken met de tarieven die in de provincie Groningen zoal gehanteerd worden?

3. Kan het college reflecteren op de rol die de hoogte van tarieven en vergoedingen volgens haar gespeeld heeft in de teloorgang van de financiële positie van XONAR en de overige jeugdzorgaanbieders die in de provincie Limburg momenteel in zwaar weer verkeren? In hetzelfde artikel op L1 wordt gesteld dat de gemeente het ministerie van VWS verzocht heeft om ‘jeugdzorginstellingen te verplichten vooraf toestemming te vragen voor grote financiële beslissingen.’

4. Kan het college nader uitleggen hoe zij deze plicht tot het vragen van ‘toestemming voor grote financiële beslissingen’ voor zich ziet, aan wie die toestemming zou moeten worden gevraagd, en wat de betekenis van een dergelijke plicht is voor de geprivatiseerde positie van zorgaanbieders? Bij de raadsinformatiebrief van 13 augustus 2024 is een bijlage gevoegd over de opdracht en het takenpakket van de Taskforce Robuust Zorglandschap Limburg. Op pagina 3 van die bijlage wordt gesteld dat een van de opdrachten van de Taskforce is om te onderzoeken hoe Limburg ‘minder afhankelijk kan worden van grote zorgaanbieders’. Onze fractie komt deze opdracht nogal cynisch voor, daar de Zuid-Limburgse gemeenten – onder leiding van Maastricht – zelf deze nieuwe afhankelijkheid van ‘too big to fail’ organisaties geschapen heeft door de aanbestedingsvoorwaarden die zij gehanteerd heeft. Bovendien laat de gemeente Maastricht in reactie op het stuk van L1 weten dat ‘ze de solvabiliteitseis hebben laten varen omdat er “geen andere aanbieders zouden zijn vanwege de ligging”.

5. Is het college het met onze fracties eens dat deze aanbieders er wel waren, namelijk de kleinere zorgaanbieders, maar dat Maastricht er doelbewust voor gekozen heeft om de aanbestedingsvoorwaarden zo vorm te geven dat zij simpelweg niet in aanmerking zouden komen, ingegeven vanuit de wens met een klein aantal grote zorgaanbieders in zee te gaan? Zo ja, waarom geeft u L1 dan de genoemde reden? Zo nee, kan het dan nader reflecteren op de genoemde eigen stelling?

6. Kan het college de raad een nadere beschouwing doen toekomen van de aanbestedingsvoorwaarden die zij bij de aanbesteding(en) van 2023 gehanteerd heeft en de gevolgen daarvan voor de omvang van de partijen waaraan aanbesteed werd, en antwoord geven op de vraag of zij – met de kennis van nu – dezelfde aanbestedingsvoorwaarden zou hebben gehanteerd?

7. Mocht het college bij de beantwoording van vraag 6 tot de conclusie komen dat zij – ook met de kennis van nu – tot dezelfde aanbestedingswaarden zou zijn gekomen, hoe laat zich dit dan rijmen met de eerder aangehaalde onderzoeksresultaten van A-Insights?

Hoogachtend, Stephanie Blom Martin van Rooij Jules Ortjens Ria Strik Raadslid SP Raadslid M:OED Raadslid Volt Raadslid PvdD

U bent hier